In een zoektocht naar creativiteit, humanisme en vooruitgang loopt filosoof Ralf Bodelier een omgekeerde kruistocht van Jeruzalem in Israël naar Bouillon in de Belgische Ardennen. In deel 41: Een openbare ruimte voor een open samenleving. Van Stolpersteine tot fotomuren en democratieprojecten.
Ralf Bodelier, Groene Amsterdammer, 10 december 2021
Voor mij zijn Stolpersteine daadwerkelijk struikelstenen. Telkens wanneer ik over een of meer van deze messingblokjes dreig heen te stappen, houd ik mijn pas in. Dan blijf ik staan, maak een buiging en lees aandachtig wie in het huis woonde waarvoor de stenen zijn neergelegd. Zo stop ik voor het huis in de Bergheimer Straße 118 in Heidelberg en lees de vijf stenen waarmee familie Gutmann wordt herdacht.
Soms fotografeer ik de struikelstenen. Wanneer ik vervolgens ergens koffie drink, bekijk ik de foto nog eens goed en zoek ik op internet of ik iets over de slachtoffers kan vinden. Zo leer ik dat de familie Gutmann – ouders Max en Hermine, zoon Otto, diens vrouw Babette en hun zoontje Max – aan de Bergheimer Straße een kruidenierszaak hadden. In 1936 worden zij gedwongen om hun winkel ver onder de marktwaarde te verkopen. Even later sterft vader Max. ‘Vernederd / rechteloos’, staat op zijn struikelsteentje. In het jaar daarop vluchten Otto en Babette met hun vijf maanden oude zoontje naar de VS. Voor ze Duitsland kunnen verlaten, worden ze via de ‘vluchtelingenbelasting’ financieel uitgekleed. Moeder Hermine aarzelt en blijft in Heidelberg achter. Zij wordt in 1940 opgepakt en afgevoerd naar het Franse concentratiekamp Gurs. Vervolgens gaat ze via het concentratiekamp Drancy naar Auschwitz. Daar wordt ze in 1942 vermoord.
Niet iedereen zal stilstaan bij de steentjes en maar weinigen zullen de moeite nemen om de namen op te zoeken. Ook voor mij is het meer uitzondering dan regel. Toch kan het niet anders of ook de meest achteloze voorbijganger wordt weer even herinnerd aan de misdaden die de nazi’s hier voltrokken. Stolpersteine zijn een project van de Keulse kunstenaar Gunter Demnig. Hij legt zijn steentjes alleen neer wanneer concrete bewoners van een straat of buurt hem daarom vragen. Door de slachtoffers van de nazi’s met hun naam en data in herinnering te roepen, doet Demnig het tegenovergestelde van wat de nazi’s wilden. Zij degradeerden hun slachtoffers immers tot nummers en probeerden de herinnering aan hen uit te wissen.
Door elke individuele Stolperstein persoonlijk en met aandacht in de grond te stoppen, reageert Demnig op het massale en onverschillige karakter van de shoah. Een straat waarin Demnig zijn stenen legt, zal nooit meer de straat zijn die hij daarvoor was. Zolang de steentjes er liggen, is dit stukje publieke ruimte opgeladen met een even lastig als verdrietig verhaal. Wie door zo’n straat wandelt, kan niet om dat verhaal heen.
De Stolpersteine zijn het grootste decentrale Mahnmal in de wereld. Mahnmal, dat is een samentrekking van mahnen (waarschuwen) en Denkmal (gedenkteken). Demnigs project heeft dan ook een morele en politieke betekenis. Wie zich het lot van een gezin als de Gutmanns herinnert, zal, hopelijk, minder gevoelig zijn voor de lokroep van hen die de open samenleving weer willen sluiten.
Demnig heeft nu negentigduizend Stolpersteine gelegd in 26 Europese landen. Daaronder zijn ook veel landen in Midden- en Oost-Europa. In Polen, Hongarije en Tsjechië is de laatste jaren de democratie flink uitgehold. Ook liggen duizenden struikelstenen in Frankrijk, Vlaanderen en Nederland. Landen waar ultra-rechts de boel flink opstookt.
Clowns to the left, Jokers to the right. En in the middle ligt Demnigs Bondsrepubliek, een baken van openheid en beschaving. Hebben in Nederland de PVV, Forum, Van Haga en JA21 samen achttien procent van de zetels, de Duitse AFD zit op tien procent. Hoewel de neonazi’s in Thüringen en de anti-islamcampagne van Pegida anders doen vermoeden, blijft ultra-rechts in Duitsland een marginaal verschijnsel. In de publieke discussie speelt zij vrijwel geen rol. Zelfs in het conservatieve Oostenrijk komt ultra-rechts niet verder dan zestien procent.
Al een halve eeuw hameren de Duitsers op de gevaren van vreemdelingenhaat en antidemocratisch denken. Nu werpt dat zijn vruchten af. Nergens weten mensen beter waar antisemitisme, racisme en intolerantie toe leiden dan in de Bondsrepubliek. Het is moeilijk voorstelbaar dat een omroep als Ongehoord Nederland een plaats zou krijgen op de Duitse publieke zenders. Of dat AFD-leider Alexander Gauland zijn liberale tegenstanders zou bedreigen met tribunalen en dat hij daar nog mee weg zou komen ook. Na een avond politiek debat bij Anne Will of Menschen bei Maischberger doet het pijn om Wybren van Haga of Joost Eerdmans voor de zoveelste keer te zien aanschuiven bij de Nederlandse publieke omroep.
Gaat het om ultra-rechts, dan is Duitsland op zijn qui-vive. Al wandelend zie ik dat terug in de openbare ruimte. Veel pleinen en straten hebben een pedagogische betekenis. Je zou het de politisering van de openbare ruimte kunnen noemen, bedoeld om de open samenleving te beschermen. Want bij de Stolpersteine blijft het niet. En het begint al in Oostenrijk, op weg naar de Duitse grens. In het stadje Amstetten stuit ik in het centrum op negentien kleurrijke en slanke platen van 1,80 meter hoog. Ze staan vol boodschappen over democratie en over onze waarden. Door hun moderne vormgeving vallen de platen nogal uit te toon bij de barokke gebouwen rondom. Ik vermoed dat dat ook de bedoeling is. Je loopt er domweg tegenaan en begint te lezen.
‘Democratie is niet vanzelfsprekend’, lees ik op eerste plaat. ‘De kern van de democratie is dat iedereen recht heeft op zijn eigen mening. Maar moet de democratie ook niet-democratische tendensen accepteren? Mag of moet ze deze niet verbieden?’ Het is een goede vraag. Een vraag die we ons ook in Nederland vaker zouden mogen stellen. Verspreid over het plein, midden op de stoep en tussen de terrassen verzamelen zich de platen antwoorden van scholieren, politici en beroemde denkers. Terwijl de een verdedigt dat democratie gelijkstaat aan discussie roept een ander op om politiek actief te worden. ‘Democratie heeft geen sterke man nodig. Wel mondige burgers die de samenleving mee vorm willen geven en zich engageren. Of is het makkelijker om alles aan enkelingen over te laten?’
Een van de platen draagt een citaat van de filosoof Karl Popper tegen intolerantie. ‘Onbegrensde tolerantie leidt noodzakelijkerwijs tot het verdwijnen van de tolerantie’, meende Popper. ‘Want wanneer wij niet bereid zijn om de tolerante samenleving tegen de aanvallen van de intoleranten te verdedigen, dan worden de toleranten vernietigd en de tolerantie met hen. In naam van de tolerantie moeten we ons het recht voorbehouden de intoleranten niet te tolereren.’
250 kilometer verderop, in de Beierse stad Regensburg, valt de Neupfarrplatz samen met de verdwenen joodse wijk uit de Middeleeuwen. Op het plein stonden ooit een synagoge, een ritueel bad, een Talmoed-school, het rabbijnse hof en het joodse ziekenhuis. Zo’n zeshonderd joodse Regensburgers wonen er in veertig huizen. In februari 1519 besluit de gemeenteraad om alle joden uit de stad te verdrijven. Om te zorgen dat ze nooit meer terug zouden keren, wordt de hele wijk met de grond gelijkgemaakt. Wanneer archeologen de Neupfarrplatz eind jaren negentig onderzoeken, stuiten ze tot hun verrassing op volledige contouren van de vijf eeuwen geleden verwoeste synagoge.
Vervolgens trekt Regensburg de Israëlische kunstenaar Dani Karavan aan. In wit marmer reconstrueert Karavan de fundamenten van de oude synagoge. En nu ligt deze centraal op Neupfarrplatz. De lage muurtjes en opkomende zuilen nodigen uit om samen te komen, te zitten en te spelen. Om elkaar te ontmoeten en daarmee precies dat mogelijk te maken wat de vijanden van de open samenleving willen voorkomen. ‘Een plek om te vertoeven en te ontspannen, een plek om te kletsen, te zingen, poëzie voor te dragen of te mediteren. Kinderen moeten op de reliëfs spelen’, zegt Karavan in een interview. Wanneer ik voor het eerst langs het Mahnmal loop, treedt er een groep zwarte breakdancers op. Later zie ik er moeders met hoofddoekje zitten met hun kinderen. In de pauze eten gemeenteambtenaren er een broodje.
Ruim een week later en honderd kilometer verderop loop ik ’s zondagochtends door Altenfurt, een buitenwijk van Neurenberg. De wijk is troosteloos. Kale nieuwbouw, zielloze parken, weinig winkels en kroegen. Hoewel maar weinigen op straat zijn, zie je aan alles dat iedereen hier samenwoont die weinig te besteden heeft. Mensen in de bijstand, ouderen met een klein pensioentje, flexwerkers, vluchtelingen en arbeidsmigranten. Het is de Duitse variant van de banlieue, het ideale jachtterrein voor politieke entrepreneurs van dubieus pluimage. Maar dan, plots en vol kleur, golft een enorm fotodoek over de volledige hoogte van een van de flats. Uitleg ontbreekt, maar het kan niet anders of hier zie ik de gezichten van alle bewoners. Jong, oud, wit, zwart, samen of alleen. Plots krijgt de anonieme flat een gezicht. Hier wonen dus mensen zoals ik. Gewone mensen die dit doek ongetwijfeld ook bekijken en zo hun buren leren kennen, om vervolgens een praatje te maken. Wie weet, kwamen ze elkaar al tegen tijdens de fotoshoot. Wellicht zijn de gezichten genoeg om handelaren in angst, haat en vervreemding op voorhand de pas af te snijden.
En dan is er nog Neurenberg zelf. De oude trotse stad waar de nazi’s hun rassenwetten afkondigden, waar Albert Speer het Reichsparteitagegelände bouwde en Leni Riefestahl haar film Triumph des Willens draaide. De stad waarvan de straten en pleinen jarenlang vol hingen met banieren en hakenkruisen. Ja, ook Hitler en Goebbels wisten maar al te goed hoe je de openbare ruimte gebruikt om je idealen vorm te geven. Uiteindelijk vonden in Neurenberg de processen plaats tegen de kopstukken van het regime.
In dit Neurenberg nu ligt de Straße der Menschenrechte. Een smalle straat waaraan zich ook de ingang bevindt van het immense Germanisches Museum. Een straat met vloerplaten, acht meter hoge en ronde pilaren en een boogmuur. Daarin staan helder leesbaar en in meerdere talen de dertig artikelen gegraveerd van de rechten van de mens. De kunstenaar die de straat vormgaf, was ook deze keer Dani Karavan (1930-2021). In een interview op YouTube vertelt hij hoe deze mensenrechtenstraat een overwinning is op de nazitijd, toen de straten werden gebruikt om een tegenovergestelde ideologie te verkondigen.
Al deze kunstwerken – de stalen platen in Amstetten, de contouren van de synagoge in Regensburg, de fotobanier in Altenfurt en de Menschenrechtenstraße in Neurenberg – doen wat ook de Stolpersteine doen. Ze laden de publieke ruimte op met een heldere morele en politieke boodschap. Met de gedachte dat onze open samenleving verdediging verdient. En dat we niet bang moeten zijn deze verdediging op ons te nemen. Ook wanneer hij ten koste gaat van hen die intolerant zijn en die de open samenleving weer willen sluiten.
Deze publicatie kwam tot stand met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten