Afrika is nog niet klaar voor Moyo’s oplossingen

Date: 7 juni 2010

Ralf Bodelier en Mirjam Vossen

De kindersterfte in de wereld daalt sneller dan verwacht. Dat bleek eerder deze maand uit een artikel in het Britse medische tijdschrift The Lancet. In 1990 stierven nog 11,9 miljoen kinderen voor hun vijfde levensjaar, in 2010 was dat aantal gedaald tot 7,7 miljoen. Voornamelijk in Afrika bereiken steeds meer kinderen hun volwassenheid. Deze sterftedaling is voor een belangrijk deel te danken aan grootschalige vaccinatiecampagnes en de verspreiding van muskietennetten, veelal gefinancierd met ontwikkelingsgeld.
Dit is bijzonder goed nieuws dat bovendien een aantal kranten haalden. Dat is opmerkelijk, want goed nieuws over de effecten van ontwikkelingshulp halen vrijwel nooit het nieuws. Maar de statistieken zijn helder. Die laten zien dat de uitbreiding van de aidsepidemie in Afrika tot staan is gebracht, dat sinds de Groene Revolutie anderhalf miljard Aziaten geen honger meer lijden, dat wereldwijd steeds meer kinderen naar school gaan en dat gevaarlijke ziektes als polio, pokken en rivierblindheid sterk op hun retour zijn. En al deze ontwikkelingen zijn voor een belangrijk deel met hulpgeld gefinancierd.
Plaatje-bij-Afrika-is-nog-niet-klaar-voor-de-vrije-markt1-300x200 (1)
Het is dan ook verbijsterend dat het huidige debat over hulp vrijwel volledig beheerst door een handvol kortzichtige critici, zoals Dambisa Moyo, Arend Jan Boekestijn en – onlangs in deze krant – Arjan Deij. Zij pleiten voor minder hulp – of zelfs het afschaffen van hulp. Zij zien de oplossing van het armoedeprobleem in vrijhandel en investeringen van de kapitaalmarkt. Maar hun aanvallen op ontwikkelingshulp zijn platvloers en in hun oplossing schieten zij tekort.

Ontzettend weinig
Wat zijn hun argumenten? Ten eerste: arme landen krijgen veel te veel ontwikkelings-hulp. Meestal klinkt het astronomische bedrag van bijna 3 biljoen dollar in vijftig jaar. Maar is dat werkelijk zoveel? Nee, want wie 3 biljoen dollar verdeelt over vijftig jaar en twee miljard armen, leert dat een gemiddelde arme op niet meer kon rekenen dan maximaal 30 dollar hulp per jaar. Dat zijn 6 eurocent per dag. Dat is niet astronomisch veel. Dat is ontzettend weinig.
Argument twee: ontwikkelingshulp maakt mensen armer. Dat beweert bijvoorbeeld Dambisa Moyo, auteur van Dead Aid. Volgens Moyo steeg het aantal extreem armen in Afrika in 40 jaar tijd van 10 naar procent naar 70 procent. Maar deze cijfers zijn volslagen onzin. Volgens de Wereldbank bleef de extreme armoede in Afrika de afgelopen 40 jaar ongeveer gelijk: circa de helft van de Afrikaanse bevolking leeft van minder dan een dollar per dag. Daaruit zou je kunnen opmaken dat de hulp niets heeft opgeleverd. Maar die conclusie is voorbarig: de Afrikaanse bevolking is meer dan verdubbeld en we weten immers niet hoe het deze mensen zou zijn vergaan zonder hulp. Wellicht zouden er van-daag veel meer armen zijn dan veertig jaar geleden.
Argument drie: landen die veel hulp krijgen, doen het economisch slechter dan landen die weinig hulp kregen. Maar dat is de omgekeerde wereld. Landen doen het economisch niet slecht omdat ze ontwikkelingshulp krijgen, ze krijgen hulp omdat ze het economisch slecht doen en de armoede er hoog is.
Hulp leidt niet tot economische groei. Deze bewering wordt doorgaans onderbouwd met onderzoek van macro-economen, die een verband proberen te leggen tussen de hoeveel-heid hulp en de economische groeicijfers in een land. Dat verband is echter bijzonder moeilijk aan te tonen. Talloze factoren hangen immers samen met groei, zoals de kwaliteit van het bestuur, de aanwezigheid van grondstoffen, de ligging van een land en prikkels uit het buitenland. Op deze vraag bestaat geen eenduidig antwoord. Naast metastudies van Doucouliagos & Paldam uit 2009, die het verband tussen van groei en hulp ontkennen, zijn er meta-studies van Arndt, Jones & Tarp uit 2009, die wel degelijk een positief verband aanwijzen. Vandaag groeien Afrikaanse economieën harder dan ooit te voren. Terwijl Europa dit jaar nog onder de twee procent hangt, groeit Afrika met bijna 5 procent.
Maar moeten we het succes van hulp wel afmeten aan de economische groeicijfers? Veel ontwikkelingshulp was en is immers niet direct bedoeld om de economie te laten groeien. Investeringen in het basisonderwijs zijn bedoeld om het schoolbezoek en de schoolprestaties te verbeteren. De aanleg van drinkwatervoorzieningen zijn bedoeld om de sterfte door diarree terug te dringen. En scholing van ambtenaren is bedoeld om de kwaliteit van het openbaar bestuur te verbeteren. Zijn dit allemaal zinloze investeringen wanneer het effect op de economie niet onmiddellijk te meten is?

Illusie

Is ontwikkelingshulp dan één grote successtory? Dat is het zeker niet. Hulp komt niet altijd goed terecht. Er verdwijnt nog altijd hulpgeld door corruptie, en een deel van de hulp gaat naar landen met een dubieus bestuur. Neveneffecten van hulp, zoals het creëren van afhankelijkheid, zijn een serieus probleem. De reikwijdte van ontwikkelingshulp is bovendien beperkt. Hulp alleen kan de armoede niet oplossen.
Het is echter evenzeer een illusie te denken dat bijvoorbeeld wereldwijde vrijhandel dé oplossing is voor het armoedevraagstuk. Het armoedeprobleem heeft namelijk maar voor een beperkt deel te maken met een gebrek aan vrijhandel. Zo genieten de armste landen inmiddels ruime mogelijkheden om naar Europa te exporteren. Maar zij benutten die mo-gelijkheden onvoldoende. Het ontbreekt hen aan investeringskapitaal, aan machines, aan geschoolde werknemers en aan goede wegen om concurrerend te kunnen produceren voor de internationale markt. Goed ingezette ontwikkelingshulp kan een rol spelen om de marktkansen van arme landen te versterken.
Evenmin biedt vrijhandel een snelle oplossing voor staten die balanceren op de rand van oorlog of conflict. Weinig buitenlandse ondernemers zullen zich daar willen vestigen of handelsbetrekkingen willen aanknopen, en weinig lokale ondernemers zullen zich daar ten volle kunnen ontplooien. Eerst zal er moeten worden gewerkt aan het verbeteren van veiligheid, van eigendomsrechten en een voorspelbare wetgeving. Ook hierin kan ontwik-kelingshulp een rol spelen.
Ten slotte is er geen enkele garantie dat vrijhandel – zeker op korte termijn – de levensomstandigheden van de allerarmsten verbetert. Daarvoor moet de opbrengst van vrijhandel gepaard gaat met gericht overheidsbeleid om de belastinginkomsten te verho-gen en de levensomstandigheden van de armsten te verbeteren. Waar de overheid deze taak nog niet op zich kan nemen, blijft ontwikkelingshulp van belang. Bijvoorbeeld voor financieren van vaccinatieprogramma’s, om de bemoedigende daling van kindersterfte verder voort te zetten.

Leave a Reply

Time limit is exhausted. Please reload CAPTCHA.

single.php