Waarom liep Ralf Bodelier, individualist, atheïst en stedeling het Peerkepad? Waarom deed hij mee aan deze collectieve pelgrimage, geleid door een pater? Waarom sjouwde hij in zeven dagen van het katholieke Wittem in Zuid-Limburg naar het multiculturele Tilburg Noord? Het was een vraag die hij zich stelde voor en tijdens de bedevaart en die hem nog steeds bezighoudt. Bodelier geeft vier voorlopige antwoorden. [September 2014, Tijdschrift Peerke Donders]
‘Een. Het Peerkepad werd in 2009 uitgestippeld tussen het moederklooster van de Redemptoristen in Wittem en de geboortegrond van de Redemptoristenpater Peerke Donders in Tilburg. Het loopt door een prachtig stukje West-Europa. Je trekt dwars door het Limburgse heuvelland, de Maasvallei en de Kempen. Dagenlang wandel je door weilanden en heidevelden, langs rivieren en bosranden, oude boerderijen en verstilde kloosters. Je ruikt het drogende hooi, je laat het pluimgras door je handen glijden en je vaart met een pontje over de Maas. Je beseft, tot je grote verwondering, dat hij nog bestaat, de romantiek van het ‘groene dal, ’t stille dal / waar kleine bloempjes groeien / daar ruist een blanke waterval / en druppels spatten overal’. Het is een sentimentele ervaring, maar ook de stedelijke individualist is geen IJzeren Hein. De voettocht over zand, gras en dennennaalden ontkoppelde mij op weldadige wijze van Facebook, supermarkt en bioscoop.’
‘Twee. Christenen zetten ooit vier muren op een stukje grond, noemden wat daar binnen lag ‘kerk’ en begonnen er volstrekt andere verhalen te vertellen dan die daar buiten werden gehoord. Hier mochten waarden als naastenliefde en goedheid, onbaatzuchtigheid en behulpzaamheid worden verkondigd, zonder dat de spreker meteen werd afgevoerd naar een psychiatrische inrichting. Ook tijdens de pelgrimage over het Peerkepad golden waarden die je bij SBS6 of de Telegraaf niet snel tegenkomt. Tijdens onze bedevaart werden deze verwoord door pater Henk Erinkveld, rector van het Wittemse klooster. Pater Henk, met grijze baard, zachtmoedig en bescheiden, plaatste elke dag in het teken van een van de zeven werken van barmhartigheid. Die zeven werken, van de ‘hongerigen spijzen’ tot de ‘doden begraven’ komen nog uit de middeleeuwen en dragen dus het stof der eeuwen. Maar elke dag gaf pater Henk hen een flinke opfrisbeurt. Tijdens een tussenstop in Urmond bracht hij ‘De naakten kleden’ zowel in verband met de lokale verering van de heilige Martinus die zijn mantel deelde met een bedelaar, als met de miserabele omstandigheden in de kledingindustrie van Bangladesh en de noodzaak van ‘mantelzorg’ in Nederland. Ook al wortelen de werken in de donkere krochten van het feodale katholicisme, vandaag kunnen ze ons aanzetten tot een betrokkenheid die op geen enkele mensenrechtenagenda misstaat. Voor de atheïst in mij zijn de meditaties van pater Henk een openbaring. Binnen het katholicisme is er weer -of nog steeds- ruimte voor humanitair activisme. De meditaties werken als een bemoediging, een aansporing, ja, als een balsem voor de cynische ziel.’
‘Drie. Ooit was een pelgrimage pas geslaagd bij het bereiken van een bedevaartsoord. De pelgrim reisde af naar Kevelaer of Scherpenheuvel waar hij dan boete deed, om genezing smeekte of hoopte wat tijd af te troggelen in het vagevuur. Het heil werd bewerkstelligd door een Ommegang in Kevelaer of een rozenkrans bij Onze-Lieve-Vrouw van Scherpenheuvel maar niet door het reizen zelf. Laat staan door degenen met wie je pelgrimeerde. Vandaag is het pelgrimeren een proces. Je zet een knip in het drukke leven en je dwingt jezelf om terug te schakelen. Je ervaart wat het is om op te gaan in een landschap, in plaats van er soeverein doorheen te rijden. En bij tegenslag trek je je niet terug achter je voordeur maar laat je je dragen door je mede-pelgrims. Misschien draait het vandaag wel evenzeer om die mede-pelgrims dan om jezelf. Wanneer je zeven dagen lang, zestien uur per dag samen loopt, dan groeit ook de interesse in elkaar. Je vertelt over je leven, je zorgen, en je luistert naar het leven en de zorgen van degene die naast jou voortstiefelt. Je vormt voor een week een kleine, hechte gemeenschap zonder dat je je individualiteit opgeeft. Sterker nog. Je kúnt alle belangstelling voor elkaar opbrengen omdat je weet dat het voor maar even is. Dat maakt het contact heel intens.’
‘Vier. De eerste achttien jaar van mijn bestaan woonde ik in Lemiers, een dorp niet ver van Wittem. Vijfendertig jaar woon ik nu in Tilburg. Van thuis naar thuis reis ik doorgaans per auto of trein. Eén keer fietste ik. Nooit kwam het in mij op die afstand te voet af te leggen. Maar nu liep ik: van mijn Limburgse jeugd naar mijn Brabantse volwassenheid. Er verder. Ik liep ook naar mijn toekomst. Want terwijl mijn leven in Lemiers allang is afgesloten, ligt het in Tilburg nog steeds open. Anders dan een wandeling, die meestal daar eindigt waar hij eerder begon, zet je tijdens een bedevaart een stap in de tijd. De voettocht door de zomer, de meditaties van pater Henk en de verhalen van de mede-pelgrims, ze tillen je op en dragen je aan jezelf voorbij. Wanneer iemand daar behoefte aan heeft, dan zou het wel eens de individualistische, atheïstische stedeling kunnen zijn.’
Dag Ralf,
Ik heb je artikel met veel interesse gelezen. Maar ik vind je pleidooi heel gevaarlijk om te stellen dat 10 miljard mensen goed mogelijk zou zijn. Die moeten eten hebben en dat kost veel land en energie. Daardoor wordt de aarde nog warmer. We moeten zorgen dat het bij 7 miljard blijft!
Dag Leo, dank je wel voor je reactie, erg fijn dat je inhoudelijk reageert. Ik denk inderdaad dat al dat eten, land en energie geen probleem opleveren. En volgens mij heb ik daar ook goede argumenten voor. Binnenkort heb ik daarover een lang verhaal in de Groene Amsterdammer, wat ik je ook zo graag opstuur, mits je het niet verder verspreidt. Hoor het graag. vriendelijke groet, Ralf
Dat artikel in De Groene heb ik inmiddels gelezen. Ik ga ervan uit dat het provocatief geschreven is, want als het de weergave is van een afgeronde overtuiging kan ik er niet mee akkoord gaan. Er zijn wel grenzen aan de mogelijkheden van deze planeet. Zoals Konrad Lorenz al in de jaren vijftig van vorige eeuw schreef: in een eindige wereld is oneindige groei onmogelijk – een probleem overigens voor economen, die altijd maar willen laten groeien. Dat er stilaan te veel mensen zijn merken we aan het feit dat er intussen nog slechts 4 witte neushoorns zijn, 20.000 Afrikaanse olifanten, een 1000 – tal tijgers en ga zo maar door…De aarde is niet van de mens alleen, maar van alle dieren.