In een zoektocht naar creativiteit, humanisme en vooruitgang loopt filosoof Ralf Bodelier een omgekeerde kruistocht van Jeruzalem in Israël naar Bouillon in de Belgische Ardennen.
In deel 36: Op het Zentralfriedhof in Wenen, bezoekt Bodelier het graf van schrijver en filosoof Jean Amèry, de man die niet alleen koos voor de vrije dood, maar ook de logica achter de zelfdoding wist bloot te leggen.
Ralf Bodelier. Groene Amsterdammer, 29 oktober 2021
Dat Leonard Cohens Take this Waltz over Wenen gaat, is wel duidelijk. Dat hij de twee gezichten van de stad, leven en dood, tegenover elkaar plaats, ook. Maar zingt Leonard Cohens ook over de zelfdoding van een geliefde? Dat is de vraag die ik me vorige week stelde. En is deze daad de brug tussen het levende, genietende Wenen met zijn Biergarten en concertzalen en het mysterieuze Wenen met zijn lijkenhallen en zijn specifieke adem van cognac en dood, ‘its very own breath of brandy and Death’?
Telkens wanneer ik de tekst probeer te doorgronden, blijf ik hangen bij die duistere zin ‘And you’ll carry me down on your dancing/ To the pools that you lift on your wrist / Oh my love, Oh my love.’ Dan zie ik ze voor me. Die polsen kleuren rood. Als ‘pools of blood’ en ‘pools of sorrow’. Gisteren nog verloor de zanger zich in de warme ‘cave at the tip of the lily’ waar hij ‘the dew of your thighs’ opzoog en ‘ay, ay, ay, ay’ hemels wist te vrijen. Vandaag draagt hij haar naar binnen in de gallery of frost. Het zou de felle contrasten in het lied kunnen verklaren. Tussen de felverlichte hotellobby’s en de bomen waarop duiven sterven, tussen rumoer en stilte, leven en dood.
Zwervend over het immense Zentralfriedhof in Wenen ben ik meer met Cohen bezig, dan met Mozart, Schubert of Bruckner, die allen hier begraven liggen. Wat mijn interpretatie ook waard is, het is er in elk geval een die bij Wenen past. Wie zelf een einde aan zijn leven maakt, wordt in de Oostenrijkse hoofdstad minder snel veroordeeld dan elders. Eerder oogst hij respect en bewondering. In plaats van het Duitse Selbstmord of het meer correcte Selbsttötung, spreekt de Oostenrijker liever van Freitod. Uit deze term spreekt waardering. Wanneer zelfdoding een Freitod is, dan is de natuurlijke dood een kwestie van dwang en onvrijheid.
In de Kapuziner- of Kaisergruft, de begraafplaats van generaties Habsburgse keizers, ligt de beroemdste zelfmoordenaar uit Wenen. Dat is kroonprins Rudolf, zoon van keizer Franz Joseph en keizerin Sisi. Samen met zijn jonge minnares Mary Vetsara bracht Rudolf zich om het leven in het zogenaamde Mayerlingdrama (1889). Tegenwoordig leid ik wel eens mensen rond in de Kapuzinergruft. Maar ooit, ergens in de jaren ’90, volgde ik een bestaande excursie. Tot mijn verbazing hoorde ik de gids vertellen dat Rudolf alleen tot zijn daad was gekomen omdat hij een sterk karakter had. Zijn moeder Sisi was daarentegen Seelenschwach. Hoewel zij dweepte met zelfmoord, durfde ze de daad niet te voltrekken. Voor Sisi, vertelde de gids, was de vijl die de anarchist Luigi Lucheni in haar hart stak een vorm van verlossing.
In Wenen lijkt zelfdoding vanzelfsprekender dan elders in Europa. De stad heeft zelfs een kerkhof waarop de zelfmoordenaars in de meerderheid zijn: het Friedhof der Namenlosen. Het is een kleine begraafplaats op een industriegebied, vol aangespoelde lichamen die zich ergens, stroomopwaarts in de Donau stortten. Architect Eduard van der Nüll slaat in 1868 de hand aan zichzelf nadat keizer Franz Joseph een geringschattende opmerking maakt over het door hem ontworpen operagebouw. Vergelijkbaar is de suïcide van generaal Franz Uchatius in 1881. De generaal laat een immens kanon ontwikkelen, waarvan per abuis de loop ontploft. Hij trekt het incident zo op zijn fatsoen, dat hij niet verder wenst te leven.
Musicus Otto Mahler, broer van componist Gustav, doodt zichzelf in 1885. Net als de moeder én de broer van schrijver Franz Grillparzer. Ook de twee oudere broers van Ludwig Wittgenstein brengen zichzelf om het leven. De componist Robert Schumann onderneemt een poging. Vervolgens wordt hij opgenomen in een kliniek. Sensationeel is de zelfdoding van Otto Weininger, schrijver van Geschlecht und Charakter. In 1903 schiet de nog jonge Weiniger zich door het hart in de sterfkamer van Ludwig von Beethoven. In 1906 verhangt de grote natuurkundige Ludwig Boltzmann zich aan een raamkozijn. Schrijver Ferdinand von Saar verkiest in 1916 de dood na een lange depressie, veroorzaakt door de zelfmoord van zijn vrouw. En in 1942 stapt de Weense auteur Stefan Zweig uit het leven. Dat doet hij samen met zijn jonge echtgenote Lotte Altmann in Brazilië, het land waar hij naartoe vluchtte voor de nazi’s.
Géén zelfmoord plegen de schrijvers Hugo von Hofmannsthal en Arthur Schnitzler. Maar Von Hofmannsthal overlijdt in 1929 enkele uren na de begrafenis van zijn zoon, die wel een einde aan zijn leven maakte. Vergelijkbaar is het lot van Arthur Schnitzler. Zwaar lijdt hij de laatste jaren van zijn leven aan de zelfmoord van zijn dochter Lili. Zij maakt op een mooie dag in juli ruzie met haar man, trekt zich terug in de badkamer en schiet zichzelf door het hoofd. Schnitzler sterft drie jaar lang aan de dood van zijn oogappel, om in 1931, na een hersenbloeding, op het Zentralfriedhof te belanden. Van tevoren legt hij in een decreet vast dat men zijn hart met een Herzstichmesser moet doorboren. Verder: ‘Geen kransen! Een zo goedkoop mogelijke begrafenis. En draag geen rouwkleding. Helemaal geen!’
Zo meteen sluit het Zentralfriedhof. Ik wandel nog even naar het overwoekerde graf van schrijver en Auschwitzoverlevende Jean Améry. In 1978 schrijft Améry een boek over zelfdoding: Hand an sich legen: Diskurs über den Freitod. Niet veel later voegt hij met vijftig slaappillen de daad bij het woord. In zijn boek legt Améry uit waarom hij term Freitod verkiest boven temen als zelfmoord, zelfdoding of suïcide.
Het menselijk bestaan, aldus Améry, is een doorlopend streven naar vrijheid. En alles dat streeft naar vrijheid, zal iets moeten vernietigen. Ons streven naar vrijheid verbreekt kettingen, slecht barrières, schudt beperkingen af en overwint het verleden. Vanuit dit perspectief is zelfdoding een kwestie van logica. Zelfdoding is de laatste en definitieve stap naar volledige vrijheid. Wie zijn eigen bestaan vernietigt, bevrijdt zich in een klap van de lasten die dat bestaan hem oplegt.
Amèry weet natuurlijk dat de meeste mensen deze ultieme vrijheid niet nastreven. Zij hanteren een andere logica. Dat is de logica van het leven. Het is een logica die ons gebied te leven omdát we nu eenmaal leven. Wie zich aan de logica van het leven onderwerpt, is niet in staat om de logica van de vrijheid te begrijpen. Binnen de logica van het leven is zelfdoding geen ultieme stap naar de vrijheid. Dan is zelfdoding een schending van het oorspronkelijke gebod ‘U zult leven!’. Of het is een ziekelijke afwijking, een kwestie van geestesziekte, waarin de suïcidant het vermogen is verloren om te zien wat leven betekent. Wie de logica van het leven volgt, spreekt niet over Freitot maar over Selbstmord. Dan is zelfdoding een misdaad, een criminele aanslag op iets dat moet leven om geen andere reden dan dat het geleefd moet worden.
‘Om uit het leven te stappen’, schrijft Amèry, hoef je niet waanzinnig te zijn, en zelfs niet ‘gestoord’ of ‘verstoord’. De neiging om vrijwillig te sterven ‘is geen ziekte waarvan je moet genezen zoals de mazelen.’ Voor Amèry is ‘de zelfgekozen dood een privilege van de mens en de menselijkheid.’ Jean Amèry verdedigt de Freitot niet. Hij plaatst de dood niet boven het leven. Amèry probeert de zelfdoding inzichtelijk te maken; hij hoopt ons mee te nemen in de logica van velen die de hand aan zichzelf slaan.
Geboren in 1912 als Hans Chaim Mayer, met een joodse vader en opgevoed als katholiek, viel Amèry in de handen van de Gestapo. Hij werd zwaar gefolterd en naar Auschwitz gestuurd. Gebroken overleefde hij het kamp. Over zijn graf kruipt klimop. Ik breek de slierten weg die zijn naam en ‘Auschwitz Nr. 172364’ bedekken.
Laag schijnt de zon door de gouden kastanjebomen. De winter is niet ver meer. Het Zentralfriedhof is allang verlaten. Zo meteen gaan de poorten dicht. In de verte rammelt de tram die me naar de Weense binnenstad wil brengen. Naar de parken, de mensen en de muziek. Naar de stad van Strauss, de walsen en het volle leven. Dwalend door de logica van de vrijheid en de dood, dreig ik soms te vergeten dat die wereld er ook nog is.
Denk je aan zelfmoord? Praat er over! Bel 0900-0113
Deze publicatie kwam tot stand met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.