Blog. Van Jeruzalem naar Bouillon #37: Lang leve het übergroße winkelcentrum

Date: 6 november 2021

Donau Zentrum, Wenen

In een zoektocht naar creativiteit, humanisme en vooruitgang loopt filosoof Ralf Bodelier een omgekeerde kruistocht van Jeruzalem in Israël naar Bouillon in de Belgische Ardennen. In deel 37: Bodelier is in een megamall in Wenen. Voor vijf euro krijg je er een werkplek inclusief een frappuccino caramel. Aan de muren hangen de Duurzame Ontwikkelingsdoelen.

Ralf Bodelier, Groene Amsterdammer. 6 november 2021

Deze tekst schrijf ik in een fauteuil bij Starbucks. De koffietent is één van de driehonderd cafés, winkels, restaurants, fitnesscentra en bioscopen in het immense Donau Zentrum, een megamall in het noorden van Wenen. De frappuccino caramel van Starbucks kost vijf euro. Daarvoor mag je dan uren met je laptop in die fauteuil. Rond 1900 deed de Weense schrijver en columnist Peter Altenberg hetzelfde in Café Central. Altenberg leefde de hele dag op één kopje Schwarzer. Nu is Café Central een toeristenmagneet en zou de columnist zich langs een wachtende rij Japanners en Nederlanders moeten wurmen. Zoek je vandaag het volle Weense leven, dan moet je op een plek zijn als het Donau Zentrum.

Buiten de mall is het Weense leven keurig gesegregeerd. In een Weense Weingarten kom je nooit een Mohammed tegen, in een Weense moskee geen Franz, Rudolf of Hildegard. De joden zitten in Leopoldstadt, de rijken wonen in Grinzing, de monniken in de oude kloosters rond de Stephansdom. In de mall komt alles bij elkaar. Afrikanen, Aziaten, Europeanen. Vaders achter buggy’s, oma’s achter rollators, bierdrinkers achter hun buiken. Gesluierd, bebaard, gepiercet en getatoeëerd. Veganisten en schnitzeleters, boekenkopers en bloeddonoren. Want behalve al die winkels en restaurants kun je in het Donau Zentrum ook je bloed en je plasma afgeven. Er is een teststraat en een vaccinatiepost; een winkel voor babyspullen en er huist een begrafenisondernemer.

Lang geleden meed ik winkelcentra. Winkels moesten klein en overzichtelijk zijn, met een eigen assortiment, een deur naar de buitenlucht en liefst een meewerkende eigenaar. Het was in de tijd dat ik ook de McDonalds meed omdat ik veronderstelde dat het concern slecht was voor mens en milieu. Inmiddels ben ik van gedachten veranderd. Nu apprecieer ik niet alleen de McDonalds met zijn uitgebreide duurzaamheidsprogramma en zijn uitstekende Veggie Homestyle Crispy Chicken Honey Mustard; in toenemende mate waardeer ik ook de megamall, het übergrote winkelcentrum zoals je dat voornamelijk in het verre buitenland vindt.

Voor wie megamalls niet kent of nog steeds mijdt: in de kelders bevinden zich doorgaans supermarkten en forse parkeergarages. Verspreid over meerdere verdiepingen zitten dan die honderden winkels en servicepunten, terwijl op de hoogste verdieping doorgaans een foodcourt, bowlingcentrum en megabioscoop zijn gevestigd. Megamalls zijn uitstekend aangesloten op het openbaar vervoer, hypermodern vormgegeven en volledig gekoeld en verwarmd.

Adana Optimum, Adana, Turkije

De eerste keer dat ik serieus nadacht over de voordelen van zo’n megamall was vorig jaar in Adana, een metropool in het zuiden van Turkije. De zomer loeide, mijn rugzak woog zwaar en ik begon te beseffen wat me qua hitte nog te wachten stond. Vervolgens stuitte ik op ‘Adana Optimum’, een enorme mall op loopafstand van het stadscentrum en de enige plek waar ik effectief de zomerse hitte kon ontlopen. Bij ‘Caribou Coffee’, met een terras vol parasols en vernevelaars, lukte het me om urenlang ongestoord te schrijven. Bij ‘Turkcell’ verlengde ik mijn telefoonabonnement en bij ‘Kayseri Mutfagi’ at ik een uitstekende salade. En nu, hier in Wenen, is het niet anders. Op weekdagen reserveer ik een werkplek in een van de leeszalen van de Weense universiteit. Op zaterdag is de universiteit dicht en trek ik me terug in de megamall.

De bezwaren zijn bekend. Megamalls beconcurreren de oude middenstand, ze zijn een aanslag op de sociale structuur van een stad en alles draait om platte commercie. Maar er zijn ook enorme voordelen. Zo zijn megamalls niet geïnteresseerd in afkomst, geslacht of kleur. In de bioscoop van het Donau Zentrum komt de hele wereld samen voor James Bond 007: Keine Zeit zu sterben. De hoofddoek en het decolleté vinden elkaar in de teststraat. Bij de McDonalds werkt de Syrische vluchteling samen met een student uit Salzburg en een arbeidsmigrant uit Bulgarije.

De megamall is wat de Londense beurs was in de tijd van Voltaire. ‘Een achtenswaardiger plek dan menig hof’, aldus de Franse denker. ‘Daar handelen jood, mohammedaan en christen samen als hadden ze allemaal hetzelfde geloof. (…) De presbyteriaan heeft vertrouwen in de wederdoper en de anglicaan aanvaardt de toezegging van de quaker.’ Het Donau Zentrum gaat nog een stap verder. In het winkelparadijs zit ook een voedselbank en een Sozialmarkt. Allebei worden die voor een groot deel gefinancierd en van producten voorzien door de commerciële ondernemers.

Op een aantal plekken zie ik de logo’s van de 17 Global Goals van de Verenigde Naties. Er zijn slechtere plaatsen om het grote publiek over die goals te informeren. Expliciet meldt het Donau Zentrum dat het een ‘plaats van inclusie’ wil worden, waar de gemeenschap samenwerkt en oplossingen vindt om de Duurzame Ontwikkelingsdoelen te bereiken. Daarbij zegt het centrum zich te richten op ‘het bestrijden van armoede, bevorderen van zowel de gezondheid als het onderwijs en het bouwen van een groene en veilige omgeving’.

Donau Zentrum Wenen. Links: mensen in de rij voor coronatest, rechts: oproep om bloedplasma af te staan

Megamalls zijn goed voor het milieu. Stel dat al die driehonderd opeengepakte ondernemingen in het Donau Zentrum in afzonderlijke panden zouden zitten, verspreid over het noorden van de stad? Hoeveel meer oppervlakte zouden zij dan innemen? Grond waarop je ook kunt wonen, waar je kunt wandelen en waarop je lommerrijke parken aan kunt leggen? Stel dat de tienduizenden klanten en alle toeleveranciers die nu dagelijks met hun vracht- en personenauto’s in die ene megaparkeerkelder schuiven van winkel naar winkel zouden rijden. Hoeveel meer brandstof, parkeerplaatsen en asfalt zouden ze nodig hebben, hoeveel vuile lucht en verkeersopstoppingen zou het de samenleving kosten?

Stel dat al die winkels deuren hadden naar de buitenlucht, hoeveel energie zou dan wegvloeien via warmte in de winter en koelte in de zomer? Nee, ik heb het allemaal niet uitgerekend, maar ik wil er een stuk Sachertorte op verwedden dat verzamelgebouwen als het Donau Zentrum of Adana Optimum heel wat duurzamer zijn dan honderden losse ondernemingen in evenzoveel individuele panden.

En dan heb ik het nog niet over mogelijkheden die deze mastodonten bieden om regenwater op te vangen, afval te recyclen en alle daken en buitenmuren te bekleden met zonnepanelen. Tussen de 3500 zonnepanelen op het dak van het Donau Zentrum staan bijenkasten waar zo’n vijftigduizend werkbijen veertig kilo honing produceren die tien meter lager weer wordt verkocht. Waarom hebben wij ze eigenlijk maar amper in Nederland, deze kathedralen van kleur en duurzaamheid?

Deze publicatie kwam tot stand met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten, fondsbjp.nl


                                                
                                        
                    

Leave a Reply

Time limit is exhausted. Please reload CAPTCHA.

single.php