Diogenes, Seneca & Maxima Over het wereldburgerschap van een prinses

Date: 23 juli 2009

Burger, dat ben je op de eerste plaats als Nederlander. Vervolgens als Europeaan en uiteindelijk, wie weet, als wereldburger. Maar in deze laatste fase, zo betoogt prof. dr. Wim Couwenberg (in Civis Mundi, voorjaar 2009), zijn we nog lang niet aanbeland, wanneer we dat al ooit zullen doen. Terwijl de inwoner van een natie zich ‘emotioneel’ met zijn land kan identificeren, leeft het wereldburgerschap vooralsnog in de hoofden van een kosmopolitische elite die overal en dus nergens thuis is. En die voor alles, en dus voor niets, verantwoordelijkheid wil dragen. Het is een kritiek die al zo oud is als het kosmopolitisme zelf: zo’n 2500 jaar. De Griekse term Kosmopolitês gaat in elk geval terug tot de cynische filosoof Diogenes van Sinope.Maar het antwoord op deze kritiek is bijna even oud. Dat ontspringt bij de stoicijnse filosoof Seneca van Rome. En het luidt: burgerschap en wereldburgerschap zijn twee verschillende grootheden. Burgerschap is emotioneel, concreet en georganiseerd rond de inwoners van een nationale staat. Wereldburgerschap is rationeel, abstract en georganiseerd rond de zoektocht naar het goede leven voor alle mensen.

 

Diogenes

Wanneer aan Diogenes (404 – 323 vC), wordt gevraagd waar hij vandaan komt, antwoordt hij niet ‘ik kom uit Sinope’. Hij zegt:ik ben een kosmopoliet, een burger van de wereld. Blijkbaar identificeert hij zich meer met de rest van het universum, dan met zijn geboorteplaats Sinope. Of met Athene, de stad waar hij een groot deel van zijn leven doorbrengt. In Diogenes dagen is het gewaagd om je wereldburger te noemen. Want alleen de burgers van een specifieke polis genieten de rechten en voordelen die hun stad te bieden heeft. Dat betekent echter ook dat zij trouw en loyaal aan hun stad moeten zijn, dat ze hun stad dienen te verdedigen, dat ze zich aan hun stad verplichten.

Het is déze wederzijdse loyaliteit die de cynici ter discussie stellen. In plaats van zich te schikken naar de normen en waarden van hun stad, zetten zij zich daar tegen af. Diogenes poept in het theater, zoekt eten in afvalresten en masturbeert in het openbaar.

Wanneer Alexander de Grote hem op een dag bezoekt, zit Diogenes voor zijn ton te zonnen. Alexander buigt zich over hem en vraagt: ‘vertel me wat ik voor je kan doen’. Waarop Diogenes antwoordt: ‘ga aan de kant, je staat in de zon’.

Het is meer dan een anekdote. Zie, daar stáát hij, de almachtige vorst die omlaag blikt, naar een concrete plek binnen de muren van zijn polis. En kijk, daar zit hij, de voddige filosoof die omhoog tuurt, in de richting van de zon die voor allen schijnt. Alexanders blik is gefixeerd: op een onderdaan van de concrete stad waarover hij heerst. Diogenes richt zijn blik omhoog: op de kosmos waar elk individu van gelijke waarde is.

Diogenes’ filosofie – hoe gebrekkig ook – is een eerste radicale kritiek op een samenleving waarin de identiteit van de burgers volledig samenvalt met die van een concrete en nauw afgebakende plaats. Een kritiek op de burgers die zich niets gelegen laten liggen aan iedereen die niet tot hun stad of staat behoort.

Maar het is dezelfde Diogenes die het kosmopolitisme van meet af aan ook in een negatief daglicht plaatst. Niet alleen verwerpt de filosoof de gangbare opvatting van een louter stadsgebonden burgerschap, tegelijkertijd verzuimt hij om het wereldburgerschap in positieve zin uit te werken. Hij ziet niet alleen af van zijn réchten als burger, hij onttrekt zich ook aan zijn plíchten.

Daarom wordt Diogenes’ kosmopolitisme door de burgers van Athene ervaren als afzijdig, recalcitrant en negatief. Als cynischin de letterlijke en huidige betekenis van het woord. En zo is het kosmopolitisme nog maar amper uitgevonden, of het staat al in het teken van vrijblijvendheid en gebrek aan loyaliteit.

 

Maxima

Ook prinses Maxima beschouwt zich als kosmopoliet. In de afsluiting van zijn boeiende inleiding over burgerschap, citeert prof. dr. Couwenberg de prinses tijdens een toespraak die ze hield bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid over haar identificatie met Nederland.

Maxima, zo schrijft Couwenberg, merkte toen op ‘zich eerst wereldburger te voelen, dan Europeaan en daarna pas Nederlandse.’ Het is een uitspraak die vragen oproept.

Zei Maxima dat werkelijk? In haar geval jou je toch denken dat ze niet het trio ‘Wereldburger – Europeaan – Nederlander’ zou volgen, maar het trio ‘Wereldburger – Latijns-Amerikaan – Nederlander’?

En bracht zij werkelijk zo’n duidelijke hiërarchie aan, waarin ze zich éérst bekende tot haar wereldburgerschap, om, vervolgens via het Europese burgerschap af te dalen naar het Nederlanderschap?

Nee. Maxima deed het allemaal niet. De gewraakte uitspraak was van haar schoonvader, Prins Claus. Híj en niet Maxima, identificeerde zich als Wereldburger, Europeaan en Nederlander. En tijdens haar praatje vertelde Maxima niet veel méér dan dat ze zich die uitspraak herinnerde.

Bovendien bracht Maxima in haar verwijzing naar Prins Claus geen hiërarchie aan. Claus voelde zich tegelijkertijd én wereldburger, én Europeaan én Nederlander.

Dit zijn de woorden die Maxima tijdens haar praatje bij de WRR uitsprak:

‘Mijn schoonvader, Prins Claus, zei toen het volgende: “Eén vraag die heel moeilijk te beantwoorden is en die mij herhaaldelijk werd gesteld, is hoe het voelt om Nederlander te zijn. Mijn antwoord is: ik weet niet hoe het is om Nederlander te zijn. Ik heb verschillende loyaliteiten en ik ben wereldburger en Europeaan en Nederlander.” Het zijn woorden die ik nooit ben vergeten. Om de identiteit en loyaliteit van een mens zijn geen hekken te plaatsen. Ik denk dat veel mensen het zo voelen.’

Het is interessant dat Couwenberg, en velen met hem, iets anders hoorden in Maxima’s toespraak. En het is opmerkelijk dat in hun commentaren de kosmopolitische oriëntatie van Claus wordt verzwegen. Blijkbaar voelen veel critici op hun klompen aan dat ‘Maxima’ geen geïsoleerd geval is. Niet alleen Claus keek voorbij de landsgrenzen, ook kroonprins Willem Alexander beperkt zijn belangstelling niet tot Nederlandse watermanagement. Prins Constantijn is in Brussel in dienst bij de Amerikaanse denktank RAND. Prins Johan-Friso werkte jarenlang als bankier in de Londense City. Het hele koningshuis lijkt wel met het wereldburgerschap besmet. En die gedachte is onverdraaglijk voor iedereen die in Oranje de belichaming ziet van het Nederlanderschap.

Omdat de nationalistische claim, dat er zoiets bestaat als een afgebakende en welomschreven Nederlandse identiteit, toch al niet kan steunen op empirische gegevens of rationele argumenten, moet zij het nu eenmaal hebben van nationale symbolen. Van symbolen als een zuivere Nederlandse taal, een eenduidig paspoort of een volledig in Nederland geworteld koningschap.

Wanneer dergelijke vormen van houvast afbrokkelen [de groeiende invloed van het Engels op het Nederlands, het dubbele paspoort van de burgermeester van Rotterdam en een van kosmopolitisme doortrokken koningshuis] dan ontglipt het nationalisme zijn laatste steun.

Om dat te voorkomen, is het wijselijk om de werkelijkheid simpelweg te negeren. Of door sommige woordvoerders van het kosmopolitisme in een zwart daglicht te stellen. Bijvoorbeeld door in Maxima’s loyaliteit een hiërarchie aan te brengen en haar wereldburgerschap te situeren boven haar Nederlanderschap.

Het politieke effect van een dergelijke manoeuvre is onmiskenbaar. Ze maakt van Maxima, en van iedereen die denkt zoals zij, een vijfde colonne. Ze suggereert niet alleen dat Maxima de hand bijt die haar voedt; maar ook dat ze niet bereid is om voor Nederland op te komen. Ook al benadrukt Maxima dat ze zielsveel van Nederland houdt, het haalt allemaal niets uit. De nationalisten ruiken bloed. In hun ogen is Maxima van Buenos Aires een directe erfgename van Diogenes van Sinopeafzijdig, recalcitrant en negatief.

 

Scheffer

Het is de vraag of dit klopt. In haar toespraak bracht Maxima geen hiërarchie in loyaliteiten en verplichtingen aan. Wel pleitte ze voor een levenshouding die openstaat voor verschillende ideeën en ervaringen. Voor een wereldburgerschap dat eerder een ‘gevolg is van nieuwsgierigheid, een open geest en engagement, dan op betwisting en een defensieve opstelling. In die zin is het kosmopolitisme de ziel van de dialoog – hoffelijk, beschaafd en beschavend.’

Het is mogelijk dat precies deze ‘ziel van de dialoog’ Maxima’s critici niet bevalt. Het bevalt in elk geval de populisten niet, die sinds de opkomst van Leefbaar Nederland de politieke agenda dicteren. Rond de eeuwwisseling verklaren zij openlijk de oorlog aan het kosmopolitisme, aan het multiculturalisme en aan de politieke correctheid. Dat wil zeggen: aan de hoffelijkheid en beschaving die onlosmakelijk met het wereldburgerschap samen hangt.

Zij zijn het dan ook, die eind september 2007 massaal over Maxima heen vallen. De Oranjeverenigingen en de alsmaar populistischer wordende VVD, de neoconservatieven Bart-Jan Spruyt en Ad Verbrugge, sociaaldemocratische gemeenschapsdenkers als Rene Cuperus en Paul Scheffer. En natuurlijk Wilders en Verdonk, directe erfgenamen van Pim Fortuyn. Steevast beroepen zij zich op het ‘volk’. Op de bewoners van de afgebakende polis die Nederland heet en op het sentiment dat zij in die polis veronderstellen. Wie aan dat volkse sentiment twijfelt, of wie dat sentiment ervaart als een argument waar talloze argumenten tegenover kunnen worden gezet, weet zich op voorhand van hun vijandschap verzekerd.

De door mij zeer bewonderde Wim Couwenberg – vriend, rolmodel, geleerd, wellevend en altijd op zoek naar tegenspraak – bewandelt helaas hetzelfde pad. Ook hij stelt dat Maxima’s wereldburgerschap alleen lijkt op te gaan voor hen die niet tot het volk behoren. ‘Voor een kleine maatschappelijke bovenlaag. Voor de meeste mensen begint het identiteitsbesef nog altijd van onderop, dicht bij huis.’

Ook volgens Couwenberg is het kosmopolitisme kunstmatig en onthecht. ‘Voor die elites is wereldburgerschap veeleer een rationele categorie dan een reële emotionele identificatie met de wereldsamenleving als geheel.’

Met dezelfde boodschap, maar op een heel andere toon, reageerde Paul Scheffer op Maxima’s boodschap. Hij meent dat de prinses zich hooghartig opstelt door te beweren dat iedereen een wereldburger is. ‘Daarmee zet ze mensen die hechten aan een land waar ze wonen weg als kleinburgers. Daarmee gaat ze voorbij aan de gevoelens van heel veel mensen. Dat Maxima zich thuis voelt in Buenos Aires, New York en Amsterdam, wil niet zeggen dat zij zich ook verantwoordelijk voelt voor al deze plekken.’

Onverbiddelijk doemt hier de geest van Diogenes weer op: iedereen die zich wereldburger noemt, is elitair, voelt zich niet verbonden met het eigen volk en weigert voor hen verantwoordelijkheid te dragen.

 

Seneca

Nu valt er, op grond van een enkele toespraak, weinig zinnigs over Maxima’s wereldburgerschap te zeggen. Wanneer haar ‘wereldburgerschap’ al ergens aan herinnert, dan is het in elk geval niet aan het cynisme van Diogenes. Dan komt het kosmopolitisme van de Stoa een eind meer in de buurt.

Volgens de Romeinse Stoïcijnen die de Griekse Cynici al denkend opvolgden, maken alle mensen deel uit van één universele geest. Louter en alleen omdat mensen mensen zijn, dienen zij elkaar op broederlijke wijze te behandelen. Daarom mag deze broederlijkheid ook niet worden beperkt tot een lokale gemeenschap.

Wat niet wegneemt, en hierover zijn de Stoïcijnen heel duidelijk, dat de lokale gemeenschap de plaats is waar je eerste verantwoordelijkheden liggen. Feitelijk ligt je eerste aansprakelijkheid in de zorg voor jezelf, gevolgd door die van je familie. Vervolgens zijn er concentrische kringen van verantwoordelijkheid die zich uitstrekken van je onmiddellijke buren en de lokale of nationale gemeenschap tot de hele mensheid.

Daaruit volgt, dat wie misstanden op globaal niveau wil bestrijden, ze eerst thuis aan de orde moeten stellen. Wreedheid of discriminatie op wereldschaal, vallen immers niet te rijmen met het toestaan van een lokaal gebruik als slavernij of onderdrukking van vrouwen. ‘Zou je je asjeblieft willen herinneren dat degenen die jij een slaaf noemt, ontsproot aan dezelfde stam als jij? Dat de zelfde hemel die naar jou lacht, ook naar hem lacht? Dat hij net als jij ademt, leeft en sterven moet?’ vraagt Seneca (4 voor Christus – 65 na Christus).

Ook al ligt je eerste verantwoordelijkheid in de zorg voor jezelf en je directe omgeving, desondanks beantwoordt de kosmopolis voor de Stoïcijnen in moreel opzicht een ‘hoger principe’. Want de kosmopolis sluit alle mensen ín. En je concrete familie of je concrete polis sluit de meerderheid van alle mensen uít.

Daarom vloeit elk moreel kosmopolitisme als vanzelfsprekend over in een juridisch en politiek programma. Want je kunt als individu nu eenmaal niet álle mensen in de kosmopolis met dezelfde hartelijkheid tegemoet treden. Die concrete, emotioneel gekleurde, betrokkenheid kun je alleen op je nemen in de kleine, beperkte kring van gezin, familie, vrienden en buurt. Daarom, zo betoogt de Stoa, loopt concreet moreel handelen, hoe juist ook, al snel tegen haar eigen grenzen aan. De volgende stap bestaat uit een rationeel, politiek engagement en uit steun voor een brede juridische bescherming op internationaal niveau.

Om dit nu mogelijk te maken, zal de kosmopoliet tegenover zijn concrete polis enige afstand in acht moeten nemen. Niet omdat de concrete polis hem niet aan het hart zou gaan; wel omdat zijn verstand hem zegt dat zijn politieke engagement met de een niet ten koste mag gaan van de ander.

Omdat dit kosmopolitisme voortkomt uit een principiële stellingname, leeft de kosmopoliet partieel in ballingschap. Hij dompelt zich maar ten dele onder in het sentiment waar het populisme zich op beroept, en hij neemt afstand van de geborgenheid van de afgebakende polis waar het nationalisme uit put. Hij is stoïcijns in de letterlijke en huidige betekenis van het woord.

Je zou het ook anders kunnen zeggen. De kosmopoliet woont in twéé gemeenschappen. De eerste is de lokale gemeenschap, de Gemeinschaft waarin we zijn geboren, waarin we opgroeiden en waarin we wellicht ook vandaag nog leven. De tweede is de morele gemeenschap van de menselijkheid, de Gesellschaft waarin niet te wonen valt. Zij kent geen kroegen, kerken, straten en pleinen. Zij bestaat alleen binnen een lange intellectuele traditie van bezinning en reflectie.

De twee werelden waarin de kosmopoliet zich bevindt, vereisen beiden een verschillende institutionalisering. Het burgerschap van de lokale Gemeinschaft vraagt om een nationaal-bestuurlijke inbedding: om een nationale staat. Het burgerschap van de morele Gesellschaft vraagt daar niet om. In tegendeel. Zij staat zelfs sceptisch tegenover de mogelijkheid van een wereldstaat.Al was het maar omdat deze nooit aan haar eigen hoge morele maatstaven zal beantwoorden.

Het statelijk nationalisme is het domein van de Atheense vorst. Het morele kosmopolitisme is het domein van de Atheense filosoof die zijn vorst opdraagt om uit het licht van de zon te stappen. Het kosmopolitisme is het ideaal waaraan de concrete, statelijke, werkelijkheid doorlopend wordt getoetst. Wanneer het wereldburgerschap ergens institutionaliseert, dan is dat in het denken en in de cultuur, in het onderwijs en op de universiteit. In de onophoudelijke zoektocht naar het goede leven voor iedereen.

Wanneer Wim Couwenberg constateert dat we vooraleerst burger zijn in eigen land, dan klopt dat helemaal. En dat geldt ook voor zijn stelling dat we ons niet op een vergelijkbaar emotionele wijze identificeren met het wereldburgerschap.

Maar Couwenberg formuleert dit als een gemis, als een kritiek op een bloedeloos wereldburgerschap dat het daarom aflegt tegen een levend nationaal bewustzijn. Ik zou dit gemis op willen vatten als een wenselijkheid. Terwijl het hart zich alléén maar kan hechten aan concrete mensen en een concrete plaats, is het hoofd in de gelegenheid om verder te denken. Niet het gevoel maar de rede in staat om te beseffen dat menselijkheid geen grenzen kent. Ik vermoed dat dit precies ook is wat Maxima tijdens haar praatje bij de WRR uit wilde drukken.

(Civis Mundi, voorjaar 2009)

Leave a Reply

Time limit is exhausted. Please reload CAPTCHA.

single.php