Goed foute biologische landbouw, de reacties gewogen

Date: 3 oktober 2013

biologisfout_633_240_s_c1Met zijn Trouw-essay ‘Biologisch eten is goed fout’ gooide cultuurfilosoof Ralf Bodelier een forse knuppel in het hoenderhok van ‘bio, slow en lokaal’. Zijn stuk oogstte niet alleen honderden boze reacties, maar ook bedenkelijke oplossingen voor het bevolkingsvraagstuk. [Foodlog.nl, 3 oktober 2013]

Bóós, verontwaardigd, pissig… ik denk dat ik met deze kwalificaties de meeste reacties op mijn Trouw-essay ‘Biologisch eten is goed fout’ aardig samenvat. Zelf had ik mijn verhaal naar de krant gestuurd onder de kop ‘Omgekeerde Quarantaine’. Maar deze had waarschijnlijk heel wat minder lezers getrokken.  De door mij voorgestelde kop gaf echter beter aan waar het me om ging: de smalle en niet-politieke focus van mijn groene vrienden, die zichzelf in ‘in quarantaine plaatsen’ tegenover de gevaarlijke globaliserende buitenwereld. Pas op de tweede plaats ging mijn artikel over de nadelen van ‘bio, slow en lokaal’ voor de honger en de natuur.

Dat ‘bio, slow en lokaal’ weinig bijdragen aan de bestrijding van de honger vandaag, laat staan aan het voorkomen daarvan bij 10 miljard wereldburgers, achtte ik eigenlijk al lang bekend. Niets bleek minder waar.

Al vroeg op de zaterdagochtend van 21 september begonnen de reacties binnen te stromen. Via twitter vlogen er zo’n 200 voorbij. Laat in de middag zette Trouw het verhaal online en harkte 165 commentaren bijeen. Alleen al op de website foodlog.nl kwamen er 132 binnen. Vier dagen lang stond het essay op nummer een van ‘best gelezen artikelen’ in Trouw. Van kennissen hoorde ik dat het rondging in scholen, bij milieu- en ontwikkelingsorganisaties tot in de fractiekamers van het parlement. Meer aandacht voor een tekst kan een auteur zich niet wensen.

Maar wat een teleurstelling. Van de bijna 500 publieke reacties gaan er maar enkele in op de smalle en niet-politieke focus van de groene elite, terwijl er maar een tiental ingaan op mijn betoog dat het verbouwen van biologisch voedsel ten koste gaat van de armsten en de vrije natuur. De meesten die wél op dit argument ingaan, stemmen er ook mee in. Hun reacties laat ik hier terzijde.  Interessanter zijn mijn critici.

Nogal wat van deze critici wijzen erop dat mijn verhaal vol fouten zou staan. Zoals ‘Dikke Frits’ in Trouw: ‘Het is niet waar dat biologische landbouw minder op zou brengen dan landbouw met kunstmest en genetisch gemanipuleerd gewas. Integendeel. Door veel gevarieerder te gaan verbouwen (permacultuur, bijv.) heb je veel meer opbrengst. Onderzoek dat maar eens!’ ‘SBernaerts’ stelt  iets vergelijkbaars: ‘Wat een feitelijke onjuistheden in het artikel! Bioboeren zouden veel grond nodig hebben om meststoffen te verbouwen? Wat een onzin, Bioboeren gebruiken gewoon mest, compost of telen vlinderbloemigen die stikstof vastleggen voor het volgende gewas. Dat is vaak gras met klaver of luzerne die gewoon opgevoerd wordt aan vee. Prima kringloop.’

cartoon-manure-vs-fertEn dan is er nog ‘Bbuizer’: ‘De uitgangspunten van biologische landbouw die Bodelier gebruikt voor zijn betoog, zijn feitelijk onjuist. ’t Is bijv. niet zo, dat ’t land bij die productiemethode een keer per drie of vier jaar braak moet liggen of met groenbemesters ingezaaid moet worden. In derde wereldlanden blijkt volgens FAO-onderzoeken bovendien dat biologisch daar juist de opbrengsten verhoogt.’

Wellicht ten overvloede. Ik erken zonder enige aarzeling een aantal evidente kwaliteiten van ‘bio, slow en lokaal’. In mijn essay stel ik niet zonder reden dat de kleine bioboerderij met boerderijwinkel, buurtmoestuin en maandelijkse streekmarkt een oase is van intermenselijk contact, vergeleken met bijvoorbeeld een intensieve varkensmesterij. Daarom hoef je mijn analyse, dat veel van mijn vrienden terugverlangen naar een kleinschalige omgang met onze voedselproductie, niet per se als negatief te interpreteren. Wanneer ‘bio, slow en lokaal’ ons de mogelijkheid biedt om rust en geborgenheid te vinden in het razen van de globalisering, dan valt dat toe te juichen.

In een artikel op mijn website [Over dierenwelzijn] stel ik bovendien dat – ere wie ere toekomt – biologische boeren het welzijn van dieren onder de aandacht van een breed publiek hebben gebracht. Zij waren het bijvoorbeeld die startten met het verdoofd castreren van biggen, die varkens meer bewegingsruimte verschaften, en die al veel eerder stopten met het afknippen of branden van kippensnavels.

In een ander artikel op mijn site [Over de gezondheid van ons voedsel] prijs ik de biologische boeren opnieuw. Nu om het feit dat zij als eersten beseften dat het overvloedige gebruik van antibiotica bij dieren negatieve gevolgen had voor de menselijke gezondheid.

Wellicht had ik in mijn essay in Trouw deze positieve kanten van ‘bio, lokaal en slow’ wat meer moeten benadrukken, zoals reageerder ‘Frank Stroeken’ terecht constateert. Hij wijst op de pioniersrol die de biologische landbouw op nogal wat terreinen heeft. Ik trek in een eerder artikel op mijn website eenzelfde conclusie: ‘Tegelijkertijd blijkt uit deze gang van zaken, dat ‘bio, slow en lokaal’ een krachtige aanjager is van verbeteringen in de intensieve landbouw. Biologische landbouw is een belangrijk laboratorium om innovaties uit te testen en aan de man te brengen.’

Stroeken stelt daarnaast nog iets waar ik het van harte mee eens ben: ‘Koester de mensen die zelf groene vingers willen hebben. Ze dragen namelijk bij aan het kritisch vermogen in de samenleving om nog iets van onze voedselproductie te begrijpen. Onze samenleving heeft de afgelopen 50 jaar wel heel gemakkelijk alle voedselteelt buiten beeld gebracht. Houd de belangstelling voor voedsel levend, in het kleine en voor het grote. Zodat we niet gedachteloos alle reclame van voedselgiganten gaan geloven.’

Wellicht ten overvloede benadruk ik hier ook nog eens dat ik de argumenten van iedereen onderstreep die meent dat we de consumptie van 60 miljard dieren per jaar, het gebruik van enorme voedselvoorraden in onze biodiesel en de immense verspilling van voedsel, sterk terug moeten dringen. Deze verschijnselen dragen op dit moment in veel grotere mate bij aan de hoge voedselprijzen in de Derde Wereld dan de biologische landbouw. Vanzelfsprekend onderschrijf ik ook analyses op politiek vlak of de meer economisch getinte beschouwingen over slecht functionerende markten en verdelingsvraagstukken.

average meat consumptionMaar omdat ik me al twee decennia lang intensief bezig houd met armoede in Afrika en Azië, zie ik het als publiek intellectueel echter als mijn taak om aandacht te vragen voor nieuwe bedreigingen, hoe onbeduidend ze op dit moment ook nog lijken te zijn. En de snel groeiende en onkritische hang van de westerse elite naar ‘bio, slow en lokaal’ is zo’n nieuwe bedreiging.

Het is jammer voor ‘Dikke Frits’, ‘SBernaerts’ en ‘Bbuizer’. Maar biologische landbouw, enkele uitzonderingen daargelaten, brengt domweg minder op dan intensieve landbouw. De vraag is alleen hoe ver ze bij daarbij achter blijft. Levert de biologische landbouw nu 60, 40, of 20 procent minder? Of, om het beter te formuleren, gebruikt de biologische landbouw nu 60, 40 of 20 procent méér grond om hetzelfde te kunnen oogsten dan de gangbare landbouw? Nogal wat landbouwkundigen menen dat het verlies aan opbrengst, en dus aan landbouwgrond varieert tussen de 25 en 70 procent. Een groot onderzoek in de Verenigde Staten, naar het extra grondgebruik in het geval dat Amerika volledig over zou schakelen op biologische landbouw, stelt dat een extra lap grond ter grootte van Spanje (of 71 procent van het immense Texas) onder de biologische ploeg zou gaan.

Ook twee schrijvers van opiniestukken in Trouw bevestigen dat biologisch landbouwen meer grond nodig heeft dan regulier boeren. De milieufilosoof Josef Keularts heeft het daarbij over 20 procent. Dat is het laagste cijfer uit de wetenschappelijke literatuur dat mij bekend is. De milieujournalist Michiel Bussink spreekt over een nog lager cijfer van 10 a 15 procent, maar verwijst niet naar serieus onderzoek. Impliciet stellen beiden dat het dus wel meevalt met dat extra grondgebruik. 15 of 20 procent meer grondgebruik, is zó weinig, dat dát het probleem niet kan zijn.

Maar dit is nu net het punt dat ik bestrijd. Dat is wél een probleem. De uitdaging voor de komende 40 jaar is dat we 70 procent méér voedsel moeten verbouwen om tien miljard mensen te voeden en niet 20 procent mínder.

Op dit moment wordt naar schatting zo’n 35 procent van alle grond op aarde voor landbouw gebruikt. In het, overigens onwaarschijnlijke, geval dat we rigoureus zouden omschakelen naar biologische landbouw, zouden we bij 20 procent meer grondgebruik niet langer 35 procent van het aardoppervlak gebruiken als landbouwgrond, maar 42 procent. En dat is, zoals ik ook in mijn essay schrijf, zowat de hele Amazone en het Congobassin. Wat zeven procent meer landbouwgrond (of zeven procent mínder vrije natuur) voor de biodiversiteit op aarde zou betekenen, laat zich raden.

Maar voordat de Congo en de Amazone worden weggekapt, gaan eerst de voedselprijzen over de kop. Dat zou erg vervelend zijn voor ons, maar dodelijk voor honderden miljoenen allerarmsten. Dat is precies wat de agronoom en vader van de Groene Revolutie, Norman Borlaug bedoelt wanneer hij stelt dat ‘alleen de rijken zich kunnen permitteren om elk (gezondheids-)risico uit de weg te gaan en fors te betalen voor het zogenaamde biologische voedsel. De een miljard chronisch ondervoede mensen in lage-inkomens landen kunnen dat simpelweg niet.’

En dat is dan ook precies het punt waar belangrijke deskundigen als Rudy Rabbinge, Alex Avery, Indur Goklany, Jacques Diouf, Matt Ridley, en ja, in Nederland Louise Fresco en Aalt Dijkhuizen, zo op hameren. Allen gunnen de groene elite hun bio, slow of lokaal verbouwd voedsel, maar nemen toch vooral het perspectief in van de allerarmsten die de rekening daarvoor moeten betalen.

Interessant is hier de positie van de FAO, de door ‘Bbuizer’ aangehaalde Food and Agricultural Organisation van de VN. Deze stelde in 2007 inderdaad dat een biologische aanpak in ontwikkelingslanden een fors verschil kan maken. Ook zonder kunstmest, genetisch gemodificeerde gewassen en bestrijdingsmiddelen bezit de biologische landbouw technieken die traditionele boeren flink vooruit kunnen helpen. En dat is, zo erken ik volmondig, grote winst.

Maar dezelfde FAO verwerpt expliciet de idee dat je met biologische landbouw zeven miljard, laat staan tien miljard, mensen kunt voeden. Het officiële standpunt van de FAO luidt als volgt: ‘De FAO heeft geen reden om te geloven dat biologische landbouw een vervanging kan zijn voor conventionele landbouwsystemen, wanneer we de wereld voedselzekerheid willen verschaffen.’ Voormalig FAO-directeur, de Senegalees Jacques Diouf, meende in een communiqué dat we, enerzijds, de ‘biologische landbouw moeten gebruiken en bevorderen,’ want ‘het produceert gezond, voedzaam voedsel en vertegenwoordigt een groeiende bron van inkomsten voor de ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden.’ Maar Diouf stelde ook dat je ‘op dit moment geen zes miljoen mensen kunt voeden, of negen miljard in 2050, zonder verstandig gebruik van chemische meststoffen.’

veggie_cartoonDat zei Diouf in 2007. Vandaag verwachten we dat er in 2050 geen negen maar tien miljard mensen aan tafel gaan. Wat mij betreft is de uitdaging aan de landbouw tweeledig: we moeten er naar streven hen allemaal de kans te geven om goed en gezond te eten en dat bovendien te doen met hetzelfde gebruik van landbouwgronden als waarop we vandaag al onze bieten of soja verbouwen.

Dat kan alleen wanneer we die 35 procent van het aardoppervlak nog véél intensiever gaan gebruiken dan we nu al doen. En vanzelfsprekend moet dat zo duurzaam gebeuren, als maar mogelijk is. Het zou zelfs prachtig zijn wanneer we onze landbouw zó intensief weten te regelen, dat we in 2050 landbouwgrond terug kunnen geven aan de natuur. Dat we én in staat zijn om 10 miljard mensen van een goede boterham te voorzien en ook nog eens over méér natuur te beschikken om van de te genieten.

Onzin? Ik denk van niet. Vandaag wordt al flink geëxperimenteerd met etagelandbouw, onder andere bij Plantlab in Den Bosch. Deze experimenten beloven dat we al over tien jaar onze radijs, prei, paprika en aardbeien betrekken uit incourante kantoorgebouwen midden in onze steden en niet langer van uitgestrekte akkers of hectares vol glazen kassen in het buitengebied.

In die oude, hoge kantoorgebouwen worden groenten verbouwd in grote gestapelde bakken vol hydrocultuur, met druppelirrigatie, fijn afgestelde toevoeging van kunstmest, voorzien van licht door energiezuinige ledlampjes en indien nodig beschermd met een minimum aan pesticiden. Interessant detail: een van de meest visionaire denkers over etagelandbouw, Dickson Despommier, meent niet alleen dat het mogelijk is om met een wolkenkrabber van 48 verdiepingen een stad van 50 duizend mensen te voeden, hij denkt ook dat dat volledig biologisch kan.

Maar biologisch of niet, alom wordt aangenomen dat ‘vertical farming’ toekan met veel minder kunstmest en gewasbeschermers dan in de gangbare landbouw. Wanneer etagelandbouw doorzet,  voltrekt  zich niet minder dan een revolutie in onze voedselvoorziening.

Dat geldt ook voor de recente introductie van kweekvlees door de Maastrichtse hoogleraar Mark Post.  Wanneer de berekeningen kloppen, zou een wereldwijde invoering van deze in vitro technologie tegen 2030 een enorme afname betekenen van energie, uitstoot van broeikasgassen en landbouwgrond. Wanneer we inderdaad massaal overstappen op in vitrovlees, daalt het gebruik van energie die nu nog opgaat aan veeteelt met 35 tot 60 procent, daalt de uitstoot van broeikassen uit de veeteelt met 80 tot 95 procent en is er 98 procent minder aan landbouwgrond nodig.

Kweekvlees en etageteelt zijn zéér hoogtechnologische en intensieve vormen van voedselproductie die mij bijzonder optimistisch stemmen over de mogelijkheid om over 40 jaar daadwerkelijk 10 miljard mensen te voeden.

Mits, ja mits, zij ook de kans krijgen om de markt te veroveren en niet uit angst voor het onbekende of uit hang naar het ‘natuurlijke’ onmogelijk worden gemaakt. Wanneer het de radicalen onder de aanhangers van ‘bio, slow en lokaal’ lukt om dergelijke, veelbelovende ontwikkelingen in de landbouw onderuit te halen, dan zouden zij wel eens de hongersnood en verwoesting van de biodiversiteit kunnen veroorzaken die ze ons al decennialang in het vooruitzicht stellen.

Overbevolking is een van meest voorkomende termen in de reacties op mijn Trouw-essay. Want nogal wat reageerders menen dat niet de mogelijkheden van de landbouw, laat staan die van de biologische landbouw het probleem zijn. Het ware probleem is volgens hen het aantal monden die moeten worden gevoed.

overpopulationDat probleem is reëel maar ook moeilijk oplosbaar. Want er is maar één vorm van geboortebeperking die effectief lijkt. En dat is ontsnapping aan extreme armoede. Zodra economische groei inzet, baren vrouwen minder kinderen en daalt de bevolkingsgroei. Waarschijnlijk is dat de reden waarom het geboortecijfer niet alleen daalt in de rijke westerse wereld, maar ook in het allengs rijker wordende arme Zuiden. Sinds de jaren ’60 is het aantal geboortes in de Derde Wereld zelfs gehalveerd. Demografen spreken van ‘a massive global drop in human fertility’. Dat neemt natuurlijk niet weg dat we de komende jaren nog met een forse bevolkingsgroei te maken krijgen, tot dat ook die na 2050 definitief afneemt.

Ik zoek naar antwoorden hoe we deze groei op kunnen vangen. En ik meen dat innovaties als kweekvlees en etagelandbouw meer dan interessante kansen zijn. Maar in de honderden reacties op mijn stuk worden beide mogelijkheden niet één keer genoemd.

Sterker, nogal wat mensen die overbevolking noemen als het grootste probleem, denken in een richting die haaks staat op de mijne. Het is een richting die me verontrust, maar die blijkbaar sterk aanwezig is aan de groene beweging.

‘Chris’ uit Gorinchem houdt het nog bij een suggestie: ‘De sterke groei van de wereldbevolking is taboe nummer één.’ ‘LiveLikeTom’ schrijft iets vergelijkbaars: ‘het (wordt) misschien tijd om een heilig huisje omver te schoppen: als natuurlijke bronnen de wereldbevolking niet kunnen voeden, moet de wereldbevolking dan niet gewoon minder hard groeien?’

‘Ludenso’ gaat een stapje verder: ‘Ik weet niet of we er alles aan moeten doen om 9 , 15, 20 of 30 miljard mensen te kunnen voeden. (…)  Maar ja dat onderwerp is “natuurlijk” heel geladen en taboe.’

‘Huib’ is aan dat taboe echter voorbij: ‘Conclusie: globale geboortebeperking en drastisch ook. Het is toch onzin dat we ons gaan aanpassen voor degenen die niet de discipline hebben zich in te houden als het op voortplanting aankomt en zo door te gaan met de roofbouw die aan het plegen zijn op de aarde.’

‘Hinasky’ denkt alweer een stuk verder: ‘We kunnen beter afstappen van de droom dat we alle mensen op aarde moeten kunnen voeden. De wereld bevolking zal snel afnemen als er te weinig voedsel wordt geproduceerd met de klassieke methode van kleinschalige landbouw. Het is een methode om de overbevolking van de aarde terug te dringen.’

En ‘Hinasky’ is de enige niet die er zo over denkt. ‘Hans V.’: ‘Enige miljoenen van de hongersnood redden, schept een verantwoordelijkheid voor hen en hun nakomelingen die niet waar te maken is. Biologisch dilemma is: gezond voedsel voor jezelf en het eeuwige tekort voor de ander. Daar draait de wereld om! Accepteren dat anderen sterven omdat ze niet voor zichzelf kunnen zorgen.’

Ik beken: dat zijn zinnen die ik liever niet had willen lezen. Onomwonden zeggen ‘Hinasky’ en ‘Hans V.’ dat biologische landbouw een probaat middel is om miljoenen mensen de hongerdood te laten sterven. En wie sterven moeten, zijn dan ook nog eens degenen met de kleinste ecologische voetafdruk. De allerarmsten moeten dood, zodat de allerrijksten kunnen leven.

Hoe kritisch ik ook ben op het vermogen van de biologische landbouw om de wereld te voeden, zo scherp had ik het zelf niet durven stellen. Maar deze uitspraak werpt wel een nieuw licht op een, door ‘Huib Rijk’ aangehaald, citaat van Norman Borlaug. “Dat er mensen zijn die geloven in het romantische sprookje van achterhaalde ouderwetse productiemethoden mogen ze zelf weten. Maar dat zij op deze wijze verantwoordelijk zijn voor de hongerdood van dagelijks 15.000 mensen is onvergeeflijk.”

[Het grote kader waarin bovenstaand verhaal begrepen kan worden is mijn dissertatie Kosmopoliet & Krottenwijk. Volgende week ga ik op deze plaats in op een aantal andere thema’s die in de 500 reacties aan de orde worden gesteld. Dan behandel ik ook de wijze waarop nogal wat reageerders proberen mij buiten de discussie te plaatsen.]

2 Responses

  1. Krijn Korver schreef:

    Beste Ralf,

    Bijgaand (misschien wat aan de late kant) nog een reactie op je artikel in Letter en geest:

    Ralf Bodelier noemt de reacties op zijn stuk teleurstellend. Nu weet iedereen dat als je in deze tijd met een opiniestuk enige aandacht weet te trekken, er een hele lading meningen over je heen wordt gestort, die niet altijd van verstandigheid en goede smaak getuigen. Laat ik proberen aan deze baaierd van reacties er eentje toe te voegen. Of ik daarmee de teleurstelling kan wegnemen is natuurlijk de vraag.

    Laat ik mezelf eerst even introduceren. Ook ik heb vrienden en kennissen die zich met de lokale teelt van biologische groenten bezighouden. Ik ben zelf actief betrokken bij stadstuinbouw projecten in mijn eigen omgeving. Mijn rol is niet het tuinieren als zodanig, maar ik help met het opzetten van de organisatie en een economisch duurzaam bedrijfsmodel. In de 80-er jaren studeerde ik bedrijfseconomie en daarnaast ontwikkelingseconomie. In die tijd heb ik me verdiept in thema’s als voedselproductie, bevolkingsgroei, migratie en urbanisatie. Met deze introductie geef ik aan dat ik geen deskundige ben op dit gebied, maar wel een redelijk goed geïnformeerde leek.

    De kern van het probleem dat ik met de redenering van Bodelier heb is dat onze projecten van biologische stadstuinbouw een ideologische stellingname zouden impliceren. Door het bedrijven van biologische stadslandbouw wijzen wij de reguliere landbouw af. Ik moest dit even tot me door laten dringen, want zo had ik daar nooit naar gekeken. Onze projecten worden primair gedreven door een motivatie, waarover Bodelier zegt dat er weinig tegen in te brengen is. Het gaat om meedoen in de samenleving. De mensen die erbij betrokken zijn, zijn ook niet de hoogopgeleide elite die vroeger idealistisch was, maar zich nu terugtrekt in gated communities. Het is een aardige mix van hobbytuinders en meer professionele landbouwers, gecombineerd met ZZP-ers. Wat hen kenmerkt is dat ze een ondernemende instelling hebben en een bijdrage willen leveren aan de lokale gemeenschap. Wij willen op de stadstuinen een plek bieden om werkervaring op te doen, voor mensen die door allerlei omstandigheden moeite hebben om mee te doen in de samenleving. Daarbij kijken we naar stukken grond die door het lagere tempo van de bouwactiviteiten voor lange tijd braak blijven liggen. Ik zie niet goed waarom deze activiteit als zodanig een negatief effect heeft op de wereldvoedselsituatie. Wij onttrekken ook geen grond aan natuurgebieden om er voedsel op te verbouwen. Deze activiteiten zijn leerzaam voor de participanten, dragen bij aan hun gezondheid en welbevinden en hebben een positief effect op de leefomgeving. Wij hebben niet de illusie daarmee een relevante bijdrage te leveren aan het wereldvoedselvraagstuk. Wij zijn daarin niet uniek. Veel projecten op het gebied van stadstuinbouw hebben primair sociale doelstellingen.

    Mensen die met biologisch, slow en lokaal bezig zijn, zijn volgens Bodelier a-politiek en hebben geen oog voor de effecten van hun handelen voor arme landen. Als het al waar is, is dat in ieder geval niet voorbehouden aan deze groep. Als consument maken wij allemaal keuzes die effect hebben op het gebruik van landbouwgrond in arme landen. Dat geldt voor zowel vlees, als voor vleesvervangers. Dat geldt ook voor het kopen van frisdrank zoals de NOS in de uitzending van 2 oktober over de suikerproductie in Brazilië liet zien. Wie door de supermarkt loopt maakt voortdurend keuzes met wereldwijde effecten. Als we daar als consument al mee bezig zijn, is het meestal incidenteel en selectief. Die a-politieke houding zouden we ons aan kunnen trekken. De mensen die met biologisch, slow en lokaal bezig zijn, zijn zich volgens mij juist meer dan gemiddeld bewust van die politieke dimensie. Het is merkwaardig om juist mensen die kiezen voor lokaal verbouwd voedsel te verwijten dat ze geen oog hebben voor het landgebruik in arme landen. Dat verwijt zou je eerder bij vleeseters verwachten of bij voorstanders van bio-brandstof. Lokaal voedsel verbouwen maakt je bewust van de mogelijkheden en onmogelijkheden van onze klimaatzone, van het verband tussen beschikbaarheid van bepaalde producten en het seizoen en van het feit dat een kromme komkommer niet minder goed smaakt dan een rechte.

    Het lijkt of een deel van het bezwaar van Bodelier tegen deze groep voortkomt uit het vervangen van ‘grote idealen’ door ‘kleine idealen’. Daar voel ik me wel door aangesproken. Tijdens mijn studie dacht ik na over wereldproblemen, nu help ik mee om in mijn eigen woonplaats een wijkboerderij van de grond te krijgen. Mijn vertrouwen in de vertegenwoordigende democratie is er in de afgelopen 10 jaar niet op vooruit gegaan en kalft bij het kijken naar Nieuwsuur of Pauw en Witteman verder af. Ik weet ook niet zeker of ik wel een kosmopoliet ben. Waarschijnlijk maak ik daarvoor te weinig vliegkilometers. Ik weet wel dat ik Zwollenaar ben. Dat alles maakt mij echter nog niet tot een angstige a-politieke burger die zich terugtrekt in een gated community. De democratie is ooit uitgevonden op de kleine schaal van een polis. Dat is een schaal waarop burgers verantwoordelijkheid kunnen nemen en een handelingsperspectief hebben. Bij veel projecten op het gebied van biologisch stadstuinieren kom ik mensen tegen die zich verantwoordelijk voelen voor de omgeving waarin ze wonen, zonder dat ze daarmee hun ogen sluiten voor wereldwijde vraagstukken. Vegetariërs en flexitariërs zijn er oververtegenwoordigd, er wordt relatief veel met het openbaar vervoer gereisd en er wordt gediscussieerd over thema’s als alternatieve energiebronnen, vertical agriculture en mogelijkheden om de publieke ruimte anders te benutten. Worden daarmee wereldproblemen opgelost? Nee. Is er soms sprake van naïviteit en gebrek aan realiteitszin? Ongetwijfeld. Tegelijkertijd draagt dit alles echter wel degelijk bij aan een breder bewustzijn van de effecten die de intensieve grootschalige voedselproductie heeft op armoede- en milieuvraagstukken. Naar mijn overtuiging kunnen wij niet zonder intensieve, hoog technologische productie, maar het valt moeilijk te ontkennen dat er ook een paar onaangename kanten aan zitten. De uitdaging is daaraan te werken door alternatieve productiemethoden te ontwikkelen en consumptiepatronen aan te passen.

    Krijn Korver

  2. M.Popma schreef:

    Intensivering van biologische landbouw..?

    Dijkhuizen veroorzaakte commotie met zijn pleidooi voor intensivering van de gangbare, industriele, landbouw. Om hongersnood te vermijden. Voorstanders van biologische landbouw zouden vergeten te melden dat biologische landbouwgrond ‘elke 3 tot 4 jaar braak moet liggen of met groenbemesters bebouwd. Zij zouden maar het halve verhaal vertellen in hun verdediging van biologische cq duurzame landbouw(methoden). Niet alleen vele voorstanders van biologische landbouw vertellen, weliswaar uit kennisgebrek, niet het hele verhaal maar ook medestanders van Dijkhuizen en intensieve industriele landbouw, en de multinationale kunstmestlobby, ‘vergeten’ essentiele delen van het verhaal te vertellen, is mijn waarneming. Tijd dus voor een onderbelicht en te weinig besproken deel van het verhaal. Om mee te beginnen.

    (Oer)gesteente(meel) bevat alles aan mineralen en sporenelementen dat grond vruchtbaar maakt(e).* Het is onbeperkt voorradig en goedkoop en kan kunstmest overbodig maken. Kunstmest zorgt voor de dood van wormen die essentieel zijn voor een optimaal bodemleven. Een divers bodemleven van (micro)organismen waaronder regenwormen waarin bioactieve stoffen gevormd worden en mineralen vrijgemaakt voor opname door plantenwortels van gewassen die ons tot voedsel en medicijn (kunnen) zijn.

    Verder is kunstmest een zeer onduurzaam produkt omdat bij de productie ervan een equivalent van 2 liter dieselolie aan energie verbruikt wordt. Met bijbehorende uitstoot van broeikasgassen.

    Ik voel meer voor intensivering van de biologische landbouw en de kennis hierover.

    Recente en toekomstige trends zijn; geintegreerde landbouw, functionele agro biodiversiteit (FAB), niet kerende bodembewerking, etage landbouw in kantoorgebouwen mbv ledverlichting die speciaal ontworpen is voor plantengroei, en het gebruik van Effectieve Micro-organismen (EM). Allemaal zaken en termen die in het publieke debat over ‘biologisch’ versus ‘gangbaar’ nagenoeg ontbreken en waar niet serieus mee gerekend wordt.

    Groet van Mario en een kleurige jaarwisseling gewenst

    * Zie De Geheimen van een Vruchtbare Bodem. Erhard Hennig, 1996 uitgegeven door Agriton. Of Google op “stenengevenbrood.doc” voor een zeer informatief stuk hierover.

Leave a Reply

Time limit is exhausted. Please reload CAPTCHA.

single.php