Volkskrant 27 september 2019
Vrijdag wordt wereldwijd gestaakt voor het klimaat. Ook in Den Haag. Staakt u mee? Hierbij wat overpeinzingen van filosoof Ralf Bodelier over de energiebehoeften van de allerarmsten ter wereld.
Beste klimaatstaker. Met miljoenen anderen wereldwijd, demonstreer je vandaag tegen een verdere opwarming van het klimaat. En dat is fantastisch. Bijna veertig jaar geleden demonstreerde ik met miljoenen anderen, ook wereldwijd, tegen kernwapens. Hoewel het aantal kernwapens aanvankelijk nog opliep tot boven de zestigduizend, daalde dat aantal vervolgens tot rond de tienduizend. Dat zijn er nog tienduizend teveel, maar die afname laat wel zien dat inzet loont.
Omdat actievoeren helpt, liep ik afgelopen maart ook mee in de klimaatmars van Amsterdam en vandaag zal ik dat opnieuw doen. Want ook deze keer gaat het lukken. Uiteindelijk zal de uitstoot van broeikasgassen afnemen. Uiteindelijk krijgen we de klimaatverandering, of in elk geval de gevolgen ervan, onder controle. Door nu met zovelen overeind te komen, voelen we dat we er niet alleen voorstaan. En door zelf actie te ondernemen, inspireren we talloze anderen. Wie weet, haken zij een volgende keer ook aan.
Nu schrijf ik deze brief niet alleen om ons een hart onder de riem te steken. Ik zou graag je aandacht willen voor een thema dat tijdens deze klimaatacties te weinig aan de orde komt. En dat is de behoefte aan moderne energie van honderden miljoenen extreem arme mensen wereldwijd. Van mensen die niet alleen het meest kwetsbaar zijn voor de grillen van het klimaat voor droogtes, stormen, overstromingen en hittegolven- maar die ook de minste mogelijkheden hebben zich daartegen te beschermen. Net als wij, hebben ook zij dijken, stormkeringen en ‘early warning systems’ nodig. Ook de armsten verlangen naar irrigatie en drainage, vocht- en droogtebestendige gewassen, stevige huizen en goede ziekenhuizen. En dat alles nu, krijgen zij alleen wanneer zij de beschikking krijgen over heel veel meer energie. In arme landen moet de productie van energie gigantisch worden opgevoerd.
Stel je voor. Toen wij, samen met alle andere klimaatstakers, vanochtend het licht aanknipten, douchten, thee zetten en onze social media lazen, hadden we al meer energie verbruikt dan de een miljard mensen die vandaag nog niet over een stopcontact beschikken. Bij deze een miljard armen blijft het overigens niet. Voor 2060 komen er nog twee miljard mensen bij, waarvan de meesten in Afrika. Ook al die mensen verlangen naar dezelfde levensstandaard als jij en ik. Al binnen twintig jaar moet de wereldwijde productie van energie met maar liefst dertig procent omhoog, zo meldt het Internationaal Energie Agentschap IEA. En dat moeten we gaan regelen zonder extra uitstoot van CO2.
Vanzelfsprekend laten we ons door deze cijfers niet uit het lood slaan. Maar het is wel belangrijk om de omvang van deze uitdaging goed in het vizier te houden. Daarbij is het bemoedigend om te weten dat een deel van onze toenemende energiebehoefte nu al wordt ingevuld met elektriciteit uit zonnepanelen en windmolens. Helaas is het ook nog steeds zo dat het grootste deel van de wereldwijde energiebehoefte wordt opgevangen door hout, gas, olie en kolen. Want de groeiende productie van energie uit zon en wind houdt de nog sneller groeiende vraag naar energie simpelweg niet bij. Wat ook niet helpt is dat de zon niet altijd schijnt en de wind niet altijd waait. Ook dan vallen we terug op biomassa en fossiele brandstoffen. Zo blijft de wereldwijde uitstoot van CO2 maar stijgen. En dat is dan weer ontmoedigend nieuws.
Wat kunnen we nu doen om beide problemen tegelijk aan te pakken? De klimaatverandering én het terechte verlangen naar heel veel betaalbare energie in het armste deel van de wereld? Mag ik een paar voorstellen doen?
Op de eerste plaats moeten we ons niet gek laten maken door alarmisten en paniekzaaiers die roepen dat de wereld op het punt staat te vergaan. Niet alleen is dat volstrekte onzin. Paniek kan ook leiden tot gevaarlijke besluiten, zoals het ronduit verbieden van alle fossiele brandstoffen, waardoor juist de armsten er nog verder op achteruit gaan.
Op de tweede plaats is het goed om een streep zetten door een aantal versleten oplossingen. Bijvoorbeeld door de oplossing dat we de klimaatverandering aanpakken door te consuminderen. Voor ons, steenrijke Nederlanders, is dat wellicht geen gek idee. Maar de miljarden mensen die vele malen armer zijn dan wij, die willen vooral consuméérderen. En terecht. Wie nu in een dorp woont in India of een sloppenwijk in Malawi hoopt ook op fatsoenlijke vervoer, verlichting, airconditioning, een koelkast, magnetron en smartphone. Al even versleten is het idee dat we het alleen afkunnen met zon, wind, aardwarmte of getijdenenergie. Daarnaast hebben we, bijvoorbeeld, ook kernenergie hard nodig. Net als energie uit zon en wind, stoot kernenergie geen CO2 uit. Wereldwijd wordt nu tien procent van onze stroom opgewekt door kernenergie, dat kan en moet naar twintig of dertig procent. Zeker zo versleten is de oplossing dat we sommige technologieën links moeten laten liggen omdat ze niet structureel een einde maken aan het verbranden van fossiele brandstoffen. Ik denk aan het afvangen, opslaan en hergebruiken van CO2 uit kolen- en gascentrales. Willen we de klimaatverandering werkelijk beteugelen, dan moeten we alle instrumenten inzetten.
Op de derde plaats moeten we veel meer investeren in ‘adaptatie’. Dat is het aanpassen van onze wereld aan het veranderende klimaat, zoals door de bouw van hogere dijken en het aanplanten van mangrovebossen om kusten mee te beschermen. Bij adaptatie hoort natuurlijk ook het helpen van boeren in arme landen met kunstmest, klimaatbestendige gewassen en een stormbestendige infrastructuur. Net als voorstanders van het afvangen en opslaan van CO2 horen ook voorstanders van adaptatie geregeld ‘dat we dan maar gewoon doorgaan met het verstoken van kolen en olie’. Dat is uiteraard niet de bedoeling. Maar het is wel zo realistisch om te beseffen dat we voorlopig nog niet van fossiele brandstoffen af zijn. Bovendien: adaptatie werkt. Mensen hebben zich immers altijd aangepast. We ontwerpen stormvloedkeringen en graven retentiebekkens. We maken droge gebieden nat en natte gebieden droog. We bouwen huizen, fabrieken en scholen die tegen stormen en overstromingen kunnen. Hoe goed adaptie werkt, blijkt uit het alsmaar dalende aantal klimaatdoden. Honderd jaar geleden stierven op een wereldbevolking van nog geen twee miljard mensen, jaarlijks een half miljoen mensen door droogte, hittegolven, overstromingen en stormen. Vorig jaar vielen op 7,6 miljard mensen minder dan tienduizend klimaatdoden. Dat is een daling van meer dan 95 procent.
Met name de allerarmsten in Afrika en Azië hebben voordeel bij adaptatie. Ook wanneer de klimaatverandering niet zo problematisch uitpakt als we nu vrezen, zullen droogte, hittegolven, overstromingen en stormen voor blijven komen. En telkens weer worden juist de allerarmsten er het meest door getroffen. Door meer te investeren in adaptatie kunnen we hen fors vooruit helpen. Zullen we daar vandaag ook actie voor voeren?