Constructieve journalistiek helpt onderzoeksjournalisten juist verder, vindt Ralf Bodelier
[NRC Handelsblad, 13 november 2018, illustratie @Hajo]
Bedrijf X ontduikt grootschalig belasting, vliegveld Y heeft zijn veiligheidsprocedures niet op orde, zorgondernemer Z blijkt een nietsontziende zorgcowboy. Nieuwsberichten met die strekking komen nogal eens voort uit onderzoeksjournalistiek. Gemaakt door journalisten die zich langdurig vastbijten in een misstand en deze goed gefundeerd aan de orde stellen. Ze doen dit vaak met weinig geld en vanuit verheven idealen. Zo streven de onderzoeksjournalisten van Follow the Money „waarheidsvinding in dienst van de samenleving” na. Onderzoekplatform Investico formuleert zijn missie als het „versterken van de democratische rechtsstaat door het voeden van het publieke debat”.
Eigenlijk zou dit idealisme de drijfveer moeten zijn achter álle journalistiek. Alleen vragen en graven levert een bijdrage aan het nadenken over „structurele maatschappelijke kwesties die voor Nederland van belang zijn”. Ook dit zinnetje staat in het missionstatement van Investico.
Investico
Het is dan ook verwonderlijk dat juist Investico-redacteuren Jeroen Trommelen en Thomas Muntz zich in NRC keren tegen wat wel ‘constructieve journalistiek’ wordt genoemd (Journalist, los niet op maar zoek uit, 10/11). Ze noemen constructieve journalistiek ‘voorspelbaar’, ‘waardeloos’, en ‘hersenloos’. En hun intrigerende bezwaar is dat constructieve journalistiek met een positieve toon de wereld wil verbeteren en de journalistiek daarbij louter als middel gebruikt. Het zou te veel gaan om het bereiken van maatschappelijke doelen. Alsof het ‘versterken van de democratische rechtsstaat’ door Investico geen maatschappelijk doel is.
Constructieve journalistiek wordt bijvoorbeeld bedreven door De Correspondent en BrandpuntPlus, maar duikt ook steeds vaker op in kranten of programma’s die zich niet als zodanig profileren. Buiten Nederland zijn in het diepgravende opinieblad The Economist – oplage 1,4 miljoen – veel voorbeelden van constructieve journalistiek te vinden.
Zesde ‘W’
De facto gaat constructieve journalistiek gewoon een stapje verder dan onderzoeksjournalistiek. Nadat een probleem is blootgelegd, graaft ze door naar mogelijke oplossingen. Terwijl de klassieke (onderzoeks-)journalist werkt met ‘de vijf w’s – wie, wat, waar, wanneer, waarom? – stelt de constructieve journalist nog een zesde vraag: wat nu? Wat moet er gebeuren om bedrijven als X niet langer grootschalig belasting te laten ontduiken?
Bovendien proberen beoefenaars van constructieve journalistiek te laten zien wanneer het lukt om die problemen op te lossen. Waarom melden we wél dat ‘vliegveld Y’ zijn veiligheidsprocedures niet op orde heeft en laten we nooit zien dat de veiligheid op vliegvelden inmiddels zo is geperfectioneerd dat grote ongevallen of aanslagen, zoals in de jaren ’70, vrijwel niet meer voorkomen? Is positief nieuws niet óók nieuws?
The Economist staat niet zonder reden vol statistiekjes over langlopende trends. En die laten verrassend vaak zien dat ergens vooruitgang wordt geboekt. Niet alles gaat immers fout. Integendeel. We veroorzaken niet alleen problemen, we lossen ze ook op. Ook vooruitgang is een deel van de werkelijkheid. En ook dat deel moeten journalisten laten zien.
Bétere journalistiek
Zowel klassieke onderzoeksjournalisten als voorstanders van constructieve journalistiek worden gedreven door idealen. Deze liggen verrassend dicht bij elkaar. Beiden willen immers ‘de waarheid’ vinden en ‘het publieke debat’ voeden. Het verschil is niet alleen dat constructieve journalisten door het schetsen van trends en oplossingen hun lezers en kijkers extra informatie verschaffen. Een ander verschil is dat ze zo het publiek willen aanmoedigen om zelf overeind te komen. Constructieve onderzoeksjournalistiek is bétere onderzoeksjournalistiek.
In hun aanval op constructieve journalistiek richten Trommelen en Muntz zich ook op collega Joris Luyendijk. Deze vroeg zich onlangs af of onderzoeksjournalisten „niet het gevaar lopen de nuttige idioten te worden van demagogen en protestpartijen”. Onze democratie is in dit tijdsgewricht al fragiel, meent Luyendijk. En louter het bovenhalen van misstanden en problemen, maakt deze niet sterker. De overstelpende hoeveelheid verhalen over wantoestanden sterkt de aanhangers van Wilders en Baudet alleen maar in hun verlangen naar radicale oplossingen. Wanneer we echter ook schrijven over de manier waarop we problemen oplossen en over zaken die juist opvallend goed gaan, dan versterken we de democratie. Dat moet de journalisten van Investico toch aanspreken?
Voor meer informatie over Constructieve Journalistiek zie de speciale site van Hogeschool Windesheim
Het meeste wetenschappelijk nieuws in kranten en tijdschriften is eigenlijk constructieve journalistiek: nieuwe inzichten zijn natuurlijk niet “‘voorspelbaar’, ‘waardeloos’, en ‘hersenloos’”.
Het is ook meer te wijten aan de wijze van presenteren van het goede nieuws dat verbeterd kan en moet worden. Overtuigingstechnieken die in de reclame worden ingezet moeten ook hier gebruikt worden. Zogenaamd “click-bait” geformuleerde koppen van artikelen die inspelen op FOMO en andere gevoelens zijn zeldzaam in goed-nieuwsberichten en dat is jammer.
De kop van dit artikel zou bijvoorbeeld ook geformuleerd kunnen worden als “onmisbaar voor uw geluk!”