Twitter is onmisbaar in Arabische revoluties

Date: 22 juli 2011

Ralf Bodelier. Wegenerkranten 5 april 2011. 

De revolutie in de Arabische wereld wordt niet veroorzaakt door Twitter of Facebook. Maar deze moderne media zorgen er wel voor dat de revolutie doorzet. Zelfs wanneer dictators internet op slot doen, meent Ralf Bodelier.

Filmpjes van Saoedische troepen die Bahrein binnentrekken, video’s van demonstraties in Syrië en Jemen, opnames van de gevechten om Ras Lanuf.plaatje-Twitter-revolutie Een stoet commentatoren en opinieleiders concluderen dat we de revoluties in de Islamitische wereld te danken hebben aan social media als Twitter en Facebook.  Andere commentatoren geloven er niets van. Social media doen er maar amper toe. De meeste mensen in het Midden-Oosten hebben geen smartphone om mee te twitteren. Een kamelendrijver in Suez weet net zo min wat Facebook is, als een huisvrouw in Aleppo ooit een filmpje zag op YouTube. Beide commentatoren hebben ongelijk.

Wat de revoluties ten diepste aandrijft, is het gebrek aan vrijheid, gecombineerd met diepe armoede. En wanneer er al een medium is dat mensen de straat op jaagt, dan is het nog steeds de televisie. Op elke Arabische kabel zit het met goud overladen Dubai TV. Op de Egyptische televisie verschijnt dagelijks The Bold and The Beautiful en in Syrië kijken meer mensen naar Oprah Winfrey dan naar Al Jazeera. Wie arm is en onvrij, en doorlopend mensen ziet die leven in voorspoed en vrijheid, besluit op een dag dat ook hij zo wil leven en komt in opstand.

Wanneer smartphones en internet de revoluties in het Midden-Oosten al niet veroorzaken, welke rol spelen ze dan? Het lijkt erop dat de nieuwe media de revoluties vooral verhevigen en versnellen. Ze melden real time wat gebeurt, ze mobiliseren mensen, organiseren hulp, verzamelen geld en leveren bewijsmateriaal over het regeringsgeweld. Bovendien wekken ze tot ver over de grenzen van hun land aandacht voor de goede zaak. Zonder een stroom berichten over een mogelijk bloedbad in Bengazi, hadden Frankrijk, Engeland en Amerika hun vliegtuigen nooit het Libische luchtruim ingestuurd. Nergens wordt de controverse tussen een regime en het volk zo helder getoond dan op YouTube en Facebook.

En dat beseffen dictators maar al te goed. Tijdens de demonstraties op het Tahrirplein legde het regime van president Mubarak voor vijf dagen het internet plat. Het was niet de eerste keer dat een dictator het hele internet afsloot. Nepal gooide het web in 2005 op slot, Birma deed hetzelfde in 2008. En in 2010 blokkeerde China tien maanden lang het internet in de lastige provincie Xinjiang.

Nu is het uitzetten van internet niet het slimste wat een dictator kan doen. Want wie zo opzichtig de vrijheid aan banden legt, wint een slag maar lijkt de strijd te verliezen. Daarom pakt China het vandaag een stuk slimmer aan. Naar verluid betaalt Peking tienduizenden bloggers om tegen betaling pro-communistische commentaren op allerlei websites te posten. De Iraanse Revolutionaire Garde heeft een ‘Cyber Army’ die kritische social media hackt en verstoort. Bovendien gebruikt de Garde de vele filmpjes om demonstranten op te sporen en in de gevangenis te gooien. En wanneer Israel bezwaar heeft tegen een facebook-pagina waarop 350.000 Palestijnen zich organiseren, vraagt het simpelweg aan Facebook om de pagina te sluiten, wat vervolgens ook gebeurd.

Wie denkt dat de dissidenten het vervolgens opgeven, heeft het mis. In een digitale wapenwedloop slagen de aanvallen van de dictators net zo vaak als dat ze mislukken. Zo komt steeds meer software op de markt waarmee informatie verstuurd kan worden zonder de identiteit van de zender of de ontvangers openbaar te maken. Maar deze software werkt natuurlijk alleen wanneer het internet zelf intact blijft. Besluit een regime het internet in een wijk of stad plat te leggen, dan komen de doe-het-zelvers in actie. Zo maken opstandelingen in Egypte en Libië ‘Tin Can Waveguide WiFi Antennas’. Dat zijn simpele antennes van koperdraad en een conservenblikje waarmee de computer of mobiele telefoon contact kan maken met netwerken die kilometers verderop liggen. Besluit een dictator daarentegen om een hele regio of een heel land van het internet te halen, ook dan verschaft nieuwe technologie uitkomst. Mensenrechtenorganisaties ontwikkelen apparatuur om digitale twitter-berichten om te zetten in radio-signalen, waarna ze deze via FM-radio over de grens zenden, om ze daar weer in digitale vorm het internet op te laten gaan.

Vooralsnog weet niemand welke krachten de overhand krijgen. Zoals dissidenten met hun nieuwe media geen revolutie kunnen beginnen, zo kunnen dictaturen hem niet stoppen door de nieuwe media uit te schakelen. Zoals alleen armoede en onvrijheid een revolutie ontketenen, zo laat het vooruitzicht van vrijheid en welvaart deze revolutie weer ophouden. In die overgangsfase blijken twitter, smartphones en facebook vandaag onmisbaar.

Leave a Reply

Time limit is exhausted. Please reload CAPTCHA.

single.php