Helpen we anderen oprecht, of doen we het vooral voor onszelf?
Mensen die anderen willen helpen, staan bekend om hun daadkracht en doorzettingsvermogen.
Maar wat zijn hun innerlijke drijfveren? Cynici weten het: wie goed doet, heeft een verborgen agenda. Altruïsme bestaat niet. Maar klopt dit wel? Publicist Ralf Bodelier las twee wetenschappers die er heel anders over denken: bioloog Frans de Waal en psycholoog Dale T. Miller.
(My World. September 2011)
Bent u betrokken bij een goed doel? Dan oogst u ongetwijfeld waardering, maar stuit u ook op wantrouwen. Zeker wanneer u zich inspant voor mensen die u niet of nauwelijks kent. Voor kinderen in Burkina Faso, voor asielzoekers in Nederland of voor katoenplukkers in India. Is uw onbaatzuchtigheid wel echt? Of doet u het toch vooral voor uzelf?
Scepsis over de motieven van weldoeners voedt de kritiek op ontwikkelingssamenwerking. We doen het alleen maar om van ons schuldgevoel af te komen of om er zelf beter van te worden. De mens is immers egoistisch. Wie voorgeeft onzelfzuchtig te handelen, kan nooit meer zijn dan een hypocriet. Altruïsme, zomaar iets doen voor een ander, dat is egoïsme in vermomming.
Is deze argwaan terecht? Is de mens van nature een zelfzuchtig wezen? Zijn zaken als belangeloosheid en liefdadigheid nooit meer dan een dun laagje vernis, waaronder zich louter eigenbelang verbergt? Deze vraag houdt nogal wat filosofen, psychologen, biologen en economen van de straat. En steeds vaker constateren zij dat deze argwaan nergens op is gebaseerd. Een van hen is de wereldberoemde Nederlandse bioloog Frans de Waal. Een ander is de Amerikaanse psycholoog Dale T. Miller.
Frans de Waal, hoogleraar in Atlanta, is volgens het blad Time een van de meest invloedrijke intellectuelen ter wereld. Ooit dacht ook hij dat alles draait om spijkerhard egoïsme. In zijn boek Chimpanzee Politics uit 1982 legt De Waal nog sterk de nadruk op de bloedige machtsstrijd onder apen en constateert hij dat het er bij mensen niet veel anders aan toe gaat. Alleen verhult de mens die strijd onder een dun laagje moreel vernis. Nu, bijna dertig jaar later, denkt De Waal er heel anders over.
Nieuw onderzoek onder mensapen leerde hem dat zij veel meer geneigd zijn tot inleven en samenwerken dan we eerder dachten. De Waal ziet nu iets wat hij eerder niet zag: mensapen zijn van nature altruïstisch. Ook kijkt hij nu anders naar mensen. In zijn laatste boeken constateert hij zelfs dat mensen ‘net zo geneigd om goed te doen, als water geneigd is heuvelafwaarts te lopen’. Onze empathie met andere mensen blijkt zelfs een van de krachtig- ste reacties die er zijn.
En dat klopt natuurlijk. We houden deuren voor elkaar open, informeren naar elkaars welzijn, helpen een gevallen fietser overeind en doneren bloed zonder daar een vergoeding voor te krijgen. En wie eenmaal heeft rondgekeken in Afrika of Azië, krijgt sterk de neiging om zich persoonlijk te gaan inzetten voor straat- of weeskinderen. Onze goedheid lijkt zelfs zo vanzelfsprekend, dat we er ons nog maar amper bewust van zijn. Zeker, schrijft De Waal, mensen kunnen bijzonder kwaadaardig uit de hoek komen. Ze kunnen stelen, bedriegen en moorden. Dat die kwaadaardigheid zo prominent op televisie komt en ons zo schokt, komt echter doordat zij zó uitzonderlijk is. Zou kwaadaardigheid normaal zijn, dan opende het journaal wel met het opmerkelijke nieuws dat een jonge man een oude dame hielp met oversteken. Er klopt dan ook niets van de ‘altruisme is egoisme-theorie’. Het is eerder andersom. De mens is van nature altruïstisch, maar die eigenschap verstopt zich op raadselachtige wijze onder een laagje egoistisch vernis.
Als altruisme vanzelfsprekend is, waarom vermommen we onze goedheid dan in egoisme? Over die vraag buigt zich de sociaal-psycholoog Dale T. Miller, hoogleraar aan de Amerikaanse Stanford University. Het idee dat we egoïsten zijn, is ons simpelweg aangepraat, meent Miller. Generaties van westerse intellectuelen hebben die boodschap erin gehamerd. Van de kerkvaders tot Calvijn, van Thomas Hobbes tot Theodore Dalrymple. En, zegt Miller, wanneer we keer op keer horen dat alles draait om eigenbelang, dan heeft dat enorme invloed op ons denken en handelen. We zijn er zo van overtuigd geraakt dat we slechteriken zijn, dat we zelfs het meest onbaatzuchtig handelen nog wantrouwen en terugvoeren tot egoïstische motieven.
Geen wonder dat we trots vertellen dat we een concurrent hebben uitgeschakeld of dat we de Belastingdienst hebben geflest, maar dat we ons generen om te vertellen dat we onze zieke buurman soep brengen of dat we geld overmaken aan een goed doel. En wanneer we daar toch iets over zeggen, doen we dat eerder besmuikt, alsof we een natuurwet overtreden. Niemand wil immers voor Malle Henkie worden uitgemaakt, laat staan voor een hypocriet. Net als De Waal beseft ook Miller hoe contraintuitief zijn boodschap is. Toch menen beide wetenschappers dat we een keerpunt naderen. Omdat steeds meer mensen zich steeds vaker inzetten voor onbekenden aan de andere kant van de wereld, valt de ‘altruisme vs egoisme-theorie’ niet lang meer vol te houden. De Waal meent zelfs dat we op een keerpunt staan. Zijn laatste boek heet dan ook The Age of Empathy, vertaald als ‘Een tijd van empathie’. En of men hem een Malle Henkie noemt, zal deze wetenschapper waarschijnlijk een zorg zijn.