Van Jeruzalem naar Bouillon #25: Waarom Servie niet bij de EU moet. Of: het gif van Milosevic

Date: 6 december 2020

Ratko Mladic op muur in Backa Palanka

In een zoektocht naar creativiteit, humanisme en vooruitgang loopt filosoof Ralf Bodelier een omgekeerde kruistocht van Jeruzalem in Israël naar Bouillon in de Belgische Ardennen.

In deel 25 ‘Alsof Joseph Goebbels gezellig aanzit in een Duitse ontbijtshow. En Josef Mengele vanuit de gevangenis inbelt om grapjes te maken over diens uiterlijk.’

Ralf Bodelier, Groene Amsterdammer, 6 december 2020

In het Servische grensplaatsje Backa Palanka spoot iemand slogans op een muur. De letters zijn nog vers en trekken mijn aandacht. Want er staat een afbeelding naast van Ratko Mladic. Dat is de man die in 1995, samen met Radovan Karadžić, de massamoord op 8400 moslimmannen in Srebrenica organiseerde.

Mladic en Karadžić regelden ook het beleg van Sarajevo. Vier jaar lang beschoten Servische sluipschutters de bevolking van de Bosnische hoofdstad en vermoordden zo bijna twaalfduizend mensen. Nu wonen beide mannen voor de rest van hun leven aan de Pompstationsweg 32 te Scheveningen. De afbeelding van Mladic is gemaakt met een sjabloon en dezelfde zwarte spuitverf. Waarschijnlijk zal de afbeelding op nog veel meer muren te vinden zijn. Ik neem er foto’s van.

In een kroeg, honderd meter verderop, klets ik met een voetballer. Hij speelt betaald voetbal maar heeft nu een knieblessure. Op een grote televisie spelen Engelse teams tegen elkaar. Voor de voetballer gaat niets boven Rode Ster Belgrado. Het is een leuke knul met een open gezicht. Ik laat  hem de foto’s zien die ik een half uur eerder van de gesjabloneerde Mladic maakte.

‘Dat is onze grote generaal’, zegt hij. ‘Generaal Mladic vocht voor ons. Nu zit hij gevangen, voor dingen die hij nooit heeft gedaan.’
‘Wat heeft hij dan niet gedaan?’ vraag ik.
‘Oorlogsmisdaden’, zegt de voetballer. ‘In alle oorlogen gebeuren dingen, maar onze generaal Mladic is ten onrechte beschuldigd. Waarvan weet ik ook niet.’
Ik laat hem de foto van de slogans zien. ‘Wat zeggen die leuzen over hem?’
De voetballer vertaalt ze losjes: ‘Dat buitenlandse groepen zich niet met ons moeten bemoeien’.
Okay. ‘En wie zijn die buitenlandse groepen dan?’
‘Dat zijn de mensen die door Soros worden betaald.’
Aha. ‘En wat heeft Mladic met die groepen te maken?’
‘De mensen die dat opschreven, die houden van Mladic.’
‘Wie zijn deze mensen dan?’
‘Dat weet ik niet, misschien zijn het Red Star Ultra’s, supporters van Rode Ster Belgrado.’
‘Weet je dat Mladic de bijnaam ‘de slager van de Balkan’ heeft? Hij is veroordeeld omdat hij tienduizenden mensen liet vermoorden.’

Dan vindt de voetballer het weer mooi geweest. ‘Ach, weet u, Mladic, Soros, dat is allemaal politiek. Ik doe daar niet aan. Ik ben al blij wanneer ze me komend voorjaar weer opstellen.’
Dan vertel ik hem van mijn lange wandeling en dat ik Servië morgen alweer verlaat en de brug over de Donau oversteek naar Kroatië. Hij knikt. ‘Vroeger, in het oude Joegoslavië wandelden mijn ouders nog over die brug om aan de andere kant vrienden en familie op te zoeken. Maar dat doen we nu niet meer’.

Zoiets vermoedde ik al. Hier, in Backa Palanka, zie ik niet één auto met een Kroatisch nummerbord. Ooit verbond de Donaubrug mensen. Nu is ze een harde grens die zowel Kroaten en Serviërs liever niet meer oversteken. Een grens bovendien tussen Servië en de Europese Unie. Servië wil daar overigens graag bij aansluiten. Maar Brussel vindt dat Servië er nog niet klaar voor is. Wel werd Servië in 2011 kandidaat-lid. Volwaardig EU-lid kan het land pas worden wanneer beide partijen over 34 onderwerpen overeenstemming bereiken.

Dat zijn onderwerpen variërend van ‘vrij verkeer van goederen’ tot ‘normalisering van de betrekkingen met Kosovo’. Het is een afvinklijst. En wanneer ik het goed begrijp, gaat het de goede kant op. Het grootste openstaande thema is nog milieu, gevolgd door vier andere onderwerpen, waaronder ‘rechterlijke macht en fundamentele rechten’ en ‘Justitie, vrijheid en veiligheid’. Regelt de Servische overheid ook die onderwerpen naar Europese standaarden, dan staat toetreding niets meer in de weg.

Het is een ontwikkeling die mij niet bevalt. Ik geef toe: de recente ervaringen met Hongarije en Polen spelen daarbij een belangrijke rol. En simpele kroeggesprekken zoals met de voetballer, maken het er niet beter op. Want afbeeldingen van Mladic, inclusief slogans tegen buitenlandse inmenging, staan bepaald niet op zichzelf.

Gavrilo Princip, in Fiancienpark in Belgrado

Twee weken eerder loop ik in Belgrado langs het bronzen beeld van een jonge man. Wanneer ik het Cyrillisch ontcijfer, blijkt het Gavrilo Princip te zijn. Princip was de Servische nationalist die in Sarajevo op 28 juni 1914 de Oostenrijkse troonopvolger Franz Ferdinand en diens echtgenote doodschoot. De moord leidde tot Oostenrijks-Hongaarse invasie van Servië, die vervolgens weer de Eerste Wereldoorlog uitlokte.

Je kunt Gavrilo Princip niet verantwoordelijk stellen voor een van de meest dodelijke conflicten uit de wereldgeschiedenis. Maar het is ook weer geen man die je met een standbeeld vereert. Over het algemeen wordt Princip gezien als een moordenaar en een terrorist, wiens aanslag op Franz Ferdinand zijn minst bijdroeg aan de dood van tientallen miljoenen Europeanen.

Servië kijkt daar dus anders tegenaan. Het neerzetten van een standbeeld voor Princip was een idee van de huidige Servische president Aleksandar Vučić. Maar het beeld werd geschonken door een andere president: Milorad Dodik, de leider van ‘Republika Srpska’. Dat is de grote Servische enclave in het naburige Bosnië. In deze enclave ligt onder meer Srebrenica.

De bronzen Gavrilo Princip werd feestelijk onthuld op 28 juni 2015, precies 101 jaar na aanslag in 1914. Een orthodoxe priester zegende het met wijwater en behalve de Servische president, was ook Milorad Dodik erbij. In een café niet ver van het standbeeld lees ik wat meer over deze Milorad Dodik. En ook dat bevalt me niet. Volgens Dodik was Princip een vrijheidsstrijder die Servië los wilde maken van Oostenrijk-Hongarije. Daarbij stond hij, aldus de president, in de traditie van de ‘tirannendoders’. In die redenering zou je nog mee kunnen gaan, zelfs al weet je dat Servië op dat moment een zelfstandig koninkrijk was, los van Oostenrijk-Hongarije.

Vladimir Putin in gezelschap van Servische oorlogsmisdadiger Vojislav Šešelj

Dat wordt lastiger wanneer Dodik uitspraken doet over de gebeurtenissen in Srebrenica. Volgens Dodik is er in 1995 überhaupt geen massamoord gepleegd. En zou er wél zijn gemoord, dan ging het om veel kleinere aantallen die bovendien geen moslims maar Serviërs waren. In tal van interviews en toespraken noemt Dodik het bloedbad een ‘gearrangeerde tragedie’, bedoeld om de Serviërs ‘extreem te belasteren’. Dodik heeft het over een ‘vermeende genocide’, bedacht door ‘sommige Westerse landen om het Servische volk collectief schuldig te maken’. Dodik: ‘De misdaad in Srebrenica is een geënsceneerde tragedie met als doel de Serviërs te sataniseren.’ ‘Overal geven ze ons de schuld van’, klaagt Dodik. ‘Wij Serviërs vielen nooit iemand aan, we hebben ons alleen verdedigd.’ Zijn ambtgenoot, de Servische president Vučić denkt er al niet anders over.

Wat wél gebeurde in Srebrenica, en waar niemand het volgens Dodik over heeft, zijn de gruweldaden van Naser Orić. Deze Orić was de commandant van de moslimbrigade in Srebrenica. Het was een legertje dat niet alleen de moslimbevolking probeerde te verdedigen, maar dat zich ook schuldig maakte aan roofovervallen op Servische dorpen rondom het stadje. Het waren overvallen waarbij tientallen Serviërs om het leven kwamen. Na de oorlog dagvaardde het Joegoslaviëtribunaal ook Naser Orić. Hij kreeg twee jaar gevangenisstraf ‘wegens het niet verhinderen van oorlogsmisdaden door zijn ondergeschikten’.

Volgens Dodik nu, moeten we het in plaats van de massamoorden onder Mladic en Karadzic hebben over de wandaden van Orić. Volgens de president zijn immers niet de Bosnische moslims de ‘slachtoffers van Srebrenica’. Dat zijn Serviërs die door de moslimbrigade werden overvallen. Bovendien zijn het alle Serviërs die na de oorlog en ten onrechte met schuld werden belast.

Afijn. Dát is dus wat me niet bevalt. Dit gegoochel met cijfers en deze relativering van de grootste genocide sinds de Tweede Wereldoorlog. Deze omkering van daders en slachtoffers en deze valse hang naar slachtofferschap.

Ik verlaat Belgrado voor een lange wandeling naar de Kroatische grens, pal langs een verstilde en winterse Donau. Ergens halverwege, in het plaatsje Stari Banovci, overnacht ik in een hotel. Boven mijn ontbijttafel hangt een foto, overduidelijk genomen bij de plek waar ik nu zit. Op die foto staan vier mannen. Een van die vier is Radovan Karadžić.

Na het einde van de Joegoslaviëoorlog blijkt Karadžić plots verdwenen. Vermomd als alternatief genezer, incluis baard, lang haar en energieknotje werkt hij jarenlang in een kliniek in Belgrado. In 2008 wordt hij alsnog opgepakt. Net als Mladic wordt ook Karadžić veroordeeld tot levenslang. En nu hangt hij hier, in Stari Barnovci, pal boven mijn kaasomelet met brood.

Wanneer de ober koffie brengt, vraag ik hem naar het waarom van Karadžićs pontificale aanwezigheid. De ober, ik schat hem halverwege de dertig, ruikt meteen onraad en deinst terug.
‘Voor jullie is hij een oorlogsmisdadiger, dat weet ik. Voor ons is hij een held.’
‘Wat maakt hem een held?’, vraag ik belangstellend.
‘Karadžić verdedigde ons, hij verdedigde Servië. Maar ik weet er ook niet veel van.’ Lachend: ‘ik ben veel te dom voor politiek.’

En zo doet de een niet aan politiek, terwijl de ander er te dom voor is. Zo gaat het wel vaker in gesprekken met Serviërs. Eerst worden stevige uitspraken gedaan over het recente verleden – ‘Niemand van ons pleegde oorlogsmisdaden’, ‘Net als elk land heeft ook Servië het recht zich te verdedigen’, ‘Dat hele Joegoslaviëtribunaal was alleen bedoeld om Servië op de knieën te krijgen- om vervolgens het gesprek weer af te kappen.

Weten Serviërs eigenlijk wel wat hun landgenoten uitvraten in de jaren ’90? Je vraagt het je af. Uit een opiniepoll in 2018 bleek dat maar 23 procent van de Serviërs überhaupt wist dat hun landgenoten in de jaren ’90 vier jaar lang Sarajevo belegerde. Voor zover ik weet, is nooit onderzocht wat ze weten van Srebrenica. Maar ik ben niet gerust op de uitkomsten.

Vojislav Šešelj in Novi Sad

Op een grauwe, koude avond loop ik Novi Sad binnen, de tweede stad van Servië. Niet ver over de Donaubrug ligt restaurant Gondola. Ik bestel er een pizza. Bij de koffie lees op mijn telefoon een fascinerend verhaal van de Servische  politicoloog en mensenrechtenactivist Milos Ciric. Het heet ‘Servië probeerde nauwelijks te ontsnappen aan het gif van Milošević’ en Ciric’s stelling is dat zijn land nooit is ‘gedenazificeerd’. Het gif dat in de jaren ’90 leidde tot een oorlog waarin 130 duizend mensen om het leven kwamen, is nooit uit het land verdwenen. Net als Duitsland onder Hitler dreef het Servië van Milošević’ op wreed nationalisme.

Moslims, uit Bosnië en Kosovo, waren de grootste slachtoffers. Zij werden van huis en haard verdreven, opgesloten in concentratiekampen, gemarteld, verkracht en uiteindelijk met tienduizenden vermoord. Maar terwijl Duitsland meteen na de Tweede Wereldoorlog denazificeerde en begon met een proces van zelfinspectie, is dat proces in Servië nooit opgestart. Wanneer het in de Servische media of op Servische scholen gaat om Srebrenica, dan hoor je niets over de grootste massamoord uit de naoorlogse Europese geschiedenis. Srebrenica staat in Servië voor het ‘oneerlijke’ proces bij Joegoslaviëtribunaal, voor het ‘oneerlijke’ aanwijzen van de Serviërs als degenen die de oorlog begonnen en de ‘oneerlijke’ bewering dat de Serviërs de meeste oorlogsmisdaden uitvoerden.

In Servië zijn niet de Bosniërs, Kroaten en Kosovaren de slachtoffers van oorlog. In Servië zijn dat zijn de Serviërs zelf. Voor genocide veroordeelde oorlogsmisdadigers als Mladic en Karadžić zijn geen oorlogsmisdadigers maar oorlogshelden. En het Joegoslaviëtribunaal is onderdeel van de westerse aanval op een onschuldig land. Een land dat nooit meer deed dan zichzelf verdedigen tegen een vijandige buitenwereld.

Ik lees het essay van Milos Ciric aandachtig en match het verhaal met mijn eigen ervaringen. Voor zover ik het op nu zie, lijkt het me niet verstandig dat Servië lid wordt van de Europese Unie. Zelfs al voldoet het al die 34 formaliteiten die de Unie als voorwaarde stelt.

Ik verlaat het restaurant. De temperatuur ligt inmiddels onder het vriespunt, de straten zijn leeg. Tegen een kantoorgebouw hangt een enorme afbeelding. De man op het doek komt me bekend voor. Een halve minuut later zie ik wie het is. Het is Vojislav Šešelj. En voor zover ik me herinner, is hij, net als Milošević, Karadžić en Mladic in Den Haag veroordeeld werd wegens misdaden tegen de menselijkheid.

In mijn appartement draai ik de verwarming hoog en pak mijn rugzak uit. Dan zoek ik naar Šešelj op internet. Tijdens de oorlog was hij de propagandaminister van Milošević en richtte de neofascistische ‘Radicale Partij’ op. Een partij die nog steeds zetels heeft in het Servische parlement. Niet veel later organiseerde Šešelj paramilitaire bendes, betrokken bij het verjagen en vermoorden van niet-Serven. Elf jaar logeerde ook hij aan de Pompstationsweg 23 in Scheveningen. Daarna keerde hij terug naar Servië en werd weer parlementariër voor zijn Radicale Partij.

Vojislav Šešelj in ontbijtshow van ‘Happy TV’ in november 2018

In 2018 vertelt Šešelj in een interview dat hij trots is op ‘alle oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid die aan mij worden toegeschreven’. Ook zegt hij dat hij bereid is ‘ze in de toekomst te herhalen’. Vervolgens stoot ik op een reportage van Al Jazeera.* De zender toont recente beelden van een ontbijtshow op de Servische televisie. Te gast zijn Vojislav Šešelj en Darko Mladic. Dat is de zoon van Ratko Mladic, de Slager van de Balkan. De sfeer is geanimeerd. Dan belt de zoon met zijn vader in Scheveningen. Mladic’ stem komt in de uitzending. Opgeruimd groet hij de Servische natie. Mladic grapt dat Šešelj te dik wordt en wat af moet vallen. Iedereen lacht.

Alsof Joseph Goebbels anno 1975 gezellig aanzit in een Duitse ontbijtshow. En Josef Mengele vanuit de Spandaugevangenis inbelt om grapjes te maken over diens gewicht. Zou er ooit een referendum komen over de toetreding van Servië tot de EU, dan weet ik wat ik ga stemmen.

* Al Jazeera op YouTube: ‘Rewriting Yugoslav history: Serbian war criminals turned authors’

Deze publicatie kwam tot stand met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.

Leave a Reply

Time limit is exhausted. Please reload CAPTCHA.

single.php