Van Jeruzalem naar Bouillon #17: Rumi. Of: hoe verhalen gaten slaan in onze mentale muren

Date: 27 september 2020

In een zoektocht naar creativiteit, humanisme en vooruitgang loopt filosoof Ralf Bodelier een omgekeerde kruistocht van Jeruzalem in Israël naar Bouillon in de Belgische Ardennen. In deel 17: ‘Bij het graf van Rumi ben ik geneigd te denken dat hij de aantrekkingskracht van de normale, dagelijkse islam laat zien.’

Ralf Bodelier, Groene Amsterdammer 27 september 2020

Of het waar is, weet ik niet. Maar bij het overlijden van de Middeleeuwse dichter Jalal al-Din Rumi zouden zowel moslims als christenen en joden om de eer hebben gestreden wie hem naar zijn graf mocht dragen. Ik ben geneigd dat verhaal te geloven. Wie beweerde ook al weer dat zoiets onmogelijk zou zijn? Dat de grote monotheïstische religies elkaar per definitie naar het leven staan?

Rumi (1207-1273) leefde zowel in de tijd van de kruistochten (1095-1291) als in de tijd van de opmars van de Mongolen onder Dzjengis Khan (1162-1227). Terwijl de christelijke horden meer dan twee miljoen mensen over de kling joegen, en de Mongolen veertig miljoen mensen vermoordden, bevond Rumi zich in het oog van de orkaan en predikte de verdraagzaamheid.

Rumi, alias Mevlana, is het Middeleeuwse gezicht van de zachte, gastvrije en tolerante islam. Cynici zullen zeggen dat hij daarmee in scherp contrast staat bij alles waar het in de Islam doorgaans om draait. Ik ben geneigd te denken dat hij juist de aantrekkingskracht van de normale, dagelijkse islam laat zien. Oneindig veel meer moslims laten zich vandaag inspireren door Rumi dan door IS of Al Qaida. Vijftig miljoen hits krijgt Rumi op Google. En dat zijn er zeventien keer zoveel dan, pak ‘m beet, Abu Bakr al-Baghdadi, de leider van IS die in alles Rumi’s tegenhanger was.

Ik ben, kortom, gearriveerd in Konya, in het zuiden van Anatolië, het bedevaartsoord waar Rumi begraven ligt. Ruim twee miljoen inwoners telt de metropool Konya. En centraal in de oude stad liggen twee prachtige moskeeën. De eerste staat pal naast het mausoleum van de dichter. De tweede, de Aziziye-moskee ligt driehonderd meter verderop. Wellicht weerspiegelt deze nog wel het meest de idealen van Rumi.

Het is een Turkse moskee, maar het zilveren licht vloeit er zeker zo mooi als in de Portugese synagoge in Amsterdam. En de architectuur doet sterk denken aan die van de Karelskerk in Wenen. Hier zouden zich niet alleen moslims maar ook joden en christenen op hun gemak moeten voelen.

En ik zit op het dikke tapijt van deze Aziziye-moskee. Ik leun met mijn rug tegen de achterwand, kijk naar de mannen die even komen bidden en bestudeer de symmetrisch gekalligrafeerde teksten tegen het plafond. De rust hier is aangenaam. Buiten leeft en werkt Konya. Hier heerst de stilte.

Wanneer die stilte me begint te vervelen, blader ik op mijn telefoon door beroemde citaten van Rumi. Een site heeft er zo’n 2400 verzameld. De meeste zijn wijsheden voor het poesiealbum. ‘Al zou de wereld vol met doornen groeien, een liefdevol hart blijft altijd een hof waar rozen bloeien.’ Of: ‘Geliefden komen elkaar niet zomaar ergens tegen. Ze waren altijd al in de ander verscholen.’ En: ‘Het is niet jouw opdracht om de liefde te zoeken, maar vooral om alle barrières in jezelf op te sporen die je ertegen hebt opgeworpen.’ Deze Rumi is niet alleen razend populair in landen als Turkije en Iran, maar ook in de Verenigde Staten. Daar groeide hij aan het begin van deze eeuw zelfs uit tot de meest verkochte dichter.

Deze stad, Konya, is de plaats waar Rumi de laatste vijftig jaar van zijn leven woonde. De eerste 16 jaar was hij, samen met zijn ouders, doorlopend op de vlucht voor de horden van Dzjengis Khan. Meer dan 4000 kilometer legde de familie af. Van Balch, het dorp in Afghanistan waar Rumi geboren werd, dreven de Mongolen hen via Oezbekistan naar Iran en Syrië waarna ze uiteindelijk in het Turkse Konya strandden.

En nu ligt hij al bijna 750 jaar begraven in een enorm mausoleum, waarop ik op uitkijk vanaf een dakterras. Ik bestel nog maar eens Turkse koffie. En ik neem er Kunefe bij, het warme, zachte en zoete kaasgebak waarvoor je alleen al naar het Midden-Oosten af zou willen reizen. Ja klopt, dat schreef ik vorige week ook al.

Dit terras is niet de slechtste plek om over Rumi na te denken. Wanneer ik een aantal academische papers over hem goed begrijp, dan start zijn theologie bij het universum. En dat universum is volgens Rumi doortrokken van liefde. Als een oerkracht verbindt de liefde de hele werkelijkheid tot een harmonieus geheel. Elk onderdeel van het bestaan onderhoudt per definitie een liefdesrelatie met alle andere onderdelen.

Centraal in dat liefdesuniversum staat God. Wanneer we God als centrum van onze liefde erkennen en waarderen zijn we niet alleen in staat om onszelf en onze verhoudingen tot elkaar te begrijpen. Onze erkenning van een liefdevolle God zal ons ook in staat stellen om van alles te houden wat God geschapen heeft; daaronder, natuurlijk onze medemensen, waarbij het er niet toe doet van welke religie, geslacht of ras ze zijn.

Goed. Met de relativiteitstheorie of de wetten van de thermodynamica heeft het allemaal weinig van doen. Maar Rumi was dan ook geen natuurkundige. Hij was een dromer en een dichter. En meer dan dat. Rumi was een verbinder. Een heilige die in Konya moslims, christenen en joden van het idee doordrong dat al hun tradities, al hun verhalen en al hun dogma’s geen knip voor de neus waard waren wanneer ze elkaar negeerden, bestreden of naar het leven stonden.

Bij het mausoleum laten bewakers maar mondjesmaat bezoekers binnen. Want corona. Uiteindelijk loop ook ik door de klaphekjes, samen met een groep pelgrims waarvan ik vermoed dat ze uit Iran komen. In het mausoleum zie ik mannen met lange gewaden, witte baarden en ronde mutsjes; en ik zie mannen in poloshirts, op gympies en met hipsterhaar. Veel vrouwen dragen lange jurken en hoofddoeken, anderen lopen in skinny jeans, T-shirt en draperen een licht sjaaltje om hun haar. Ik lijk de enige Westerling en voeg me in de aandachtige processie langs Rumi’s met goudbrokaat bedekte tombe.

We dragen plastic overschoentjes om het dikke tapijt niet te bevuilen. De sfeer is ingehouden en veel vrouwen blijven even staan om te bidden. De muren zijn volledig bedekt met Arabische kalligrafieën die maar weinigen zullen begrijpen. Want de meeste bezoekers, zo lees ik op een informatiebord, komen uit Afghanistan, Iran en Turkije en zijn dus maar amper vertrouwd met het Arabisch. En dat schept een band. Want ook ik heb geen idee wat die sierschriften voorstellen.

In 2010 verscheen de roman ‘Liefde kent veertig regels’ van de Turkse schrijfster Elief Shafak. In deze roman verweeft zij het verhaal van de historische Rumi met dat van een huisvrouw uit Massachusetts die door Rumi’s teksten wordt geraakt. Door een literaire brug te slaan tussen een 21e eeuwse Amerikaanse en een 12e eeuwse moslim, hoopte Shafak opnieuw het gesprek tussen Oost en West mogelijk te maken. ‘Liefde kent veertig regels’ is dan ook een roman met een politieke, kosmopolitische agenda.

Vanzelfsprekend werd Shafak stevig gekapitteld. Negeerde zo’n boek immers niet de onoverbrugbare verschillen tussen Oost en West, tussen de islam en het christendom? Was haar portret van Rumi geen ‘oversimplificatie’? Ongetwijfeld hadden de critici een punt. Maar met haar boek groeide bij veel lezers, in Oost én West, meer begrip voor het leven aan de andere kant van de lijn. Alleen al in Turkije en Frankrijk werden 750 duizend exemplaren van ‘Liefde kent veertig regels’ verkocht.

Net als Rumi kent Shafak de kracht van woorden. Ze maakt er ook geen geheim van dat ze mensen warm wil maken voor kosmopolitisch denken. In een TED-talk uit 2010 vertelt Shafak dat ‘verhalen geen muren neer kunnen halen. Maar ze kunnen wel gaten slaan in onze mentale muren. En door die gaten kunnen we een glimp opvangen van de ander. En soms bevalt het ons wat we dan zien.’

Elders noemt Shafak haar werk een vaccin tegen zowel het islamisme aan de ene kant als het populisme aan de andere kant. Door Rumi in het spel te brengen, hoopt ze niet alleen op het veroveren van onze hersens maar vooral ook van onze harten. Ik vermoed dat de oude dichter zich die rol graag had laten welgevallen.

Deze publicatie kwam tot stand met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.

Leave a Reply

Time limit is exhausted. Please reload CAPTCHA.

single.php