Ralf Bodelier, Flow, maart 2022
Twee jaar wandelde Ralf Bodelier van Jeruzalem in Israël naar Bouillon in België. Dwars door conflictgebieden, leeglopende landen en een coronapandemie. Hij ging op zoek naar hoop, vooruitgang en naar alles wat wél goed gaat. En vond die ook.
Hoe zou het met hen gaan?
Met Sahar die een koffieshop opende voor jonge homo’s in Tripoli, de meest conservatieve stad van Libanon? Met de Syrische vluchtelingen die me in het Turkse Hatay cola en pizza toestopten? En met Christine uit het Oostenrijkse Linz? Bij ons afscheid pakte ze haar gitaar en zong ‘Miteinander’ voor me. ‘Oli oli ola! Wir sind miteinander da. Zusammen und gemeinsam, nicht einsam und alleinsam‘. We zijn bij elkaar, samen en verbonden, niet eenzaam en alleen.
In januari 2020 vertrok ik voor een wandeling van bijna 4000 kilometer van Israël naar België, van Jeruzalem naar Bouillon in de Ardennen. Een tocht door een ijskoud Israël en Palestina, langs de rauwe kust van Libanon en door het hete en onherbergzame Anatolië. Over de verlaten Balkan, langs de betoverende Donau en door de heuvels van een winters Duitsland. Een wandeling door vorst, regen en mist; maar vooral toch door warme en zonovergoten landschappen. Want we dénken wel dat het vaak regent, maar heel veel vaker schijnt de zon.
Het was een tocht die me in landen en regio’s bracht waarover je doorgaans vervelende verhalen hoort. De Palestijnse Westbank, de ellendige vluchtelingenkampen in Libanon, het gedeeld Cyprus, de vervallen Balkan, het autoritaire Turkije van Erdoğan en het antisemitische Hongarije onder Viktor Orbán.
Het zijn verhalen die kloppen, helaas. Wanneer journalisten schrijven over de leegloop van Bulgarije of de door Orbán aangewakkerde Jodenhaat, dan kun je ervan uitgaan dat hun verhalen waar zijn. Maar een compleet beeld van Hongarije of Bulgarije krijgen we zo niet. Journalisten berichten alleen over wat niet goed gaat. Ze schrijven over de uitzonderingen op de regel en nooit over de regel zelf. Media gaan over de rotte appels, niet over de vele gezonde exemplaren in de mand. Zo werken kranten, radio en televisie nu eenmaal. Zo worden journalisten opgeleid. En ik kan het weten. Vijftien jaar lang leidde ik zelf journalisten op.
Journalisten zullen je bijvoorbeeld nooit vertellen dat een baby die vandaag in Turkije geboren wordt op 78 levensjaren mag rekenen, terwijl zijn grootouders, geboren in 1960, nog maar 45 jaar aan levensverwachting hadden. Binnen twee generaties kregen de Turken er dus 33 jaren bij. En dat is geweldig. Althans voor wie van het leven houdt. Het zijn 33 extra jaren om te studeren, te werken en naar muziek te luisteren. 33 jaar om te dansen, te vrijen en te genieten van de mediterrane zon. Blijkbaar doet zo’n Erdoğan ook iets goeds voor zijn land.
Dat het niet goed gaat tussen Israël en de Palestijnen, dat weten we allemaal. Ook dat zien we op het nieuws. Wat we niet zien, is dat sinds 1980 de extreme armoede onder Palestijnen met twee-derde is afgenomen. En dat de gemiddelde Palestijn sinds 1980 vijf keer zo rijk werd. Ook horen we nergens dat de kindersterfte in Palestina met driekwart daalde. In 1980 stierf nog een op de twaalf jonge Palestijnse kinderen, vandaag is het een op de vijftig.
Ik weet ‘t, het zijn abstracte getallen. In de praktijk betekent het dat heel veel vaders en moeders niet meer in wanhoop aan het sterfbed van hun peuter zitten. Het betekent ook dat Palestijnse ouders minder kinderen op de wereld. Nu ze weten dat hun kinderen volwassen zullen worden, hoeven ze er niet veel te nemen om zeker te zijn dat er genoeg over blijven om later voor hen te zorgen.
Wanneer ergens ter wereld iets fout gaat, dan horen we dat real time. Over de vooruitgang die dag in, dag uit wordt geboekt, daarover horen we niets. Daarvoor moeten we in de cijfers duiken. Of we moeten gaan wandelen natuurlijk. En dat is wat ik de afgelopen twee jaar dus deed. Lopen, kijken en heel veel vragen stellen. Ik stelde vragen aan Israëlische en Palestijnse gezinnen, in Libanese vluchtelingenkampen en op Turkse dakterrassen. Aan Cypriotische soldaten, aan tafelgenoten in een Oostenrijks restaurant en aan monniken in Duitse kloosters. We praatten, we aten samen, en we dronken thee of bier. Soms omhelsden we elkaar. Want omhelzen, daar houden we allemaal van.
Een van de vele verhalen die ik hoor, is dat van Sahar Minkara (46) en haar coffeeshop in Tripoli, vlak onder de grens met Syrië. Voor Tripoli word ik gewaarschuwd. ‘Tripoli loopt honderd jaar achter. Het is een bolwerk van extremisten en de stad zit vol met vluchtelingen.’ De eerste indruk ís inderdaad niet bemoedigend. Veel gebouwen zitten onder de kogelgaten. Op straat lopen vooral mannen. Maar vrijwel iedereen begroet mij met een de hand op de borst. Vrouwen zwaaien vanaf balkons. Een rugzaktoerist is hier nog een bijzonderheid. Van een half dozijn minaretten klinkt de oproep tot gebed.
Twee dagen later tref ik Sahar in haar café. Ze woont al heel haar leven in Tripoli. En dat is bijzonder. Want Sahar is alles wat Tripoli op het eerste gezicht niet is. Haar truitje eindigt ruim boven haar navel en een omslagrok laat een lang dijbeen bloot. Om haar gezicht golft geen hoofddoek maar een wolk blond haar. Haar coffeeshop heet de ‘Ahwah Community’. Het blijkt een kleine pijpenla vol zelfontworpen meubels. Je kunt er boeken lenen en ruilen, er treden experimentele bandjes op en er wordt alcohol geschonken. Op de toonbank staan collectebussen van goede doelen. Maar vooral is de Ahwah Community een plek waar jonge homo’s elkaar kunnen ontmoeten.
In Libanon is dat gewaagd. Terwijl in de rest van de wereld de acceptatie van LHBTIQ+ snel toeneemt – 52 landen kennen inmiddels het homohuwelijk of geregistreerd partnerschap voor iedereen – blijft dat de Arabische wereld ver achter. Het onvermijdelijke gebeurt dan ook. Op een avond lopen drie gemaskerde mannen Sahars coffeeshop binnen. Ze dragen machinegeweren en richten die in de naam van de Islam op de bezoekers. Wanneer de Ahwah Community niet dichtgaat, zullen zij hem wel sluiten.
De volgende ochtend zit Sahar op een hoge kruk vóór haar coffeeshop. Ze draagt een diep decolleté en heeft haar kortste rokje aan. Aan haar voeten bungelen naaldhakken. En iedereen die het horen wil, vertelt ze haar verhaal. Een verhaal over tolerantie, over acceptatie van vrouwen en seksuele minderheden. Natuurlijk is Sahar bang. Maandenlang draagt ze een pistool in haar tas en laat ze zich begeleiden door gewapende vrienden. Maar de Ahwah Community is open en blijft open. Het eerste homocafé in Tripoli is een feit. Verhalen als dat van Sahar maken diepe indruk op me. Vervolgens hang ik mijn rugzak weer om en loop door de ochtendnevels verder, naar een volgende stad of dorp. Kijkend, vragend en mezelf verwonderend.
Ik loop van Jeruzalem naar Bouillon. In 1096 vertrok Godfried van Bouillon in omgekeerde richting. Godfried was een van de leiders van de Eerste Kruistocht. Met 80 duizend man reisde hij richting Jeruzalem om het graf van Jezus te bevrijden van de moslims. Het lége graf van Jezus. Want volgens de christelijke traditie is Jezus immers uit zijn graf opgestaan en vertrokken naar de hemel. 450 jaar lang was dat graf al in moslimse handen. Maar nu moest het worden bevrijd. Dat lukte. In juli 1099 trok Godfried Jeruzalem binnen. Hij liet de stad volledig uitmoorden en liet missen opdragen in de Kerk van het Heilige Graf.
De eerste kruistocht was een bloedbad. Niemand weet precies hoeveel mensen stierven maar de meeste cijfers cirkelen rond de 1,5 miljoen. En dat op een wereldbevolking van amper 360 miljoen mensen. Massamoorden, executies, hongersnoden, droogte, epidemieën en ziektes: de eerste kruistocht was een hel. Voor de kruisvaarders zelf, waarvan maar één-derde Jeruzalem zou bereiken; maar vooral voor de joden en de moslims die door de kruisvaarders massaal over de kling werden gejaagd. Godfried stierf een jaar na de verovering van Jeruzalem en werd begraven op enkele tientallen meters van Jezus’ lege graf.
Bij dat graf liet ik januari 2020 mijn ‘omgekeerde kruistocht’ starten. Vervolgens ging ik op weg naar zijn burcht in Bouillon. Dat ik de tocht in omgekeerde richting aflegde, had zo zijn reden. Godfried verdient geen navolging. Hij reisde met het zwaard, ik liep met mijn pen, telefoon en laptop. Godfried was overtuigd van de superioriteit van het christendom, ik ben vooral benieuwd hoe anderen denken. Godfried trok door een wereld waarin mensen amper ouder werden dan 30 jaar. Een wereld waarin volop oorlog werd gevoerd, waar vrijwel iedereen in vreselijke armoede leefde en waarin vrouwen en seksuele minderheden er niet toe deden. Ik leef in een wereld die er onvoorstelbaar op vooruit is gegaan.
Lang leve de mobiele telefoon. Lang leve dit ultralichte wonder, dat me alles op laat zoeken wat ik weten wil. Want lopen, rondkijken en vragen stellen, is maar één manier om te weten hoe de wereld er werkelijk voorstaat. Een andere is het bestuderen van cijfers. Al lopend haal ik doorlopend data naar boven. Dan wil ik weten hoeveel vrouwelijk hoogleraren er vandaag in Turkije zijn en hoeveel dat er twintig jaar geleden waren. Hoeveel IC-bedden heeft Bulgarije vandaag, en hoeveel in 1990? Is het aantal moorden in Libanon gestegen of gedaald?
Het meest verrassend aan het bestuderen van data is dat zoveel trends de goede kant op gaan. Gemiddeld genomen leven we, overal ter wereld, veel veiliger, gezonder, langer, rijker en gelukkiger dan ooit tevoren. Dat is goed nieuws voor mensen die zich inzetten voor een betere samenleving, maar die soms somber en cynisch worden door het idee dat we niets lijken te bereiken.
Iets dat ons wanhopig kan maken, zijn oorlog en terrorisme. Lopend naar Bouillon kom ik nogal wat vluchtelingen en asielzoekers tegen. Ik ontmoet hen van Israël en Libanon tot in Luxemburg. Veel Syriërs en Afghanen, maar ook Eritreeërs en Congolezen. Ze staren voor zich uit op bankjes in de stadsparken, ze werken in kebab-tenten of bezorgen huis-aan-huisbladen.
Hoewel veel van deze vluchtelingen maar amper weten rond te komen, is hun gastvrijheid overweldigend. In Sabra, een vluchtelingenkamp in Beiroet, word ik op thee met gebak uitgenodigd. In Hatay, Turkije, stoppen vluchtelingen mij pizza en cola toe. In Istanbul trakteren ze me op koffie en baklava. Wie zover loopt als ik, is dan wel geen lotgenoot, maar wel een reiziger die begrijpt wat het betekent om op weg te zijn.
Met zoveel vluchtelingen, veronderstel je al snel dat ook het aantal oorlogen zal zijn toegenomen. Niets is minder waar. In de geschiedenis van de mensheid waren er nog nooit zo weinig. Ook waren er nog nooit zo weinig oorlogsslachtoffers. Alleen al tijdens Godfrieds kruistocht stierven 1,5 miljoen mensen op de 350 miljoen. Dat was één op de 233 mensen die op dat moment leefden. In 2020 vielen 70 duizend oorlogsdoden op een wereldbevolking van 7,8 miljard mensen. Dat is er één op de 111.000
Dat er zoveel vluchtelingen zijn, heeft dan ook een heel andere oorzaak. In eerdere tijden kon je simpelweg niet vertrekken. Je had dan ook geen andere keuze dan af te wachten wat komen ging. Nu pak je het vliegtuig, de auto of de trein naar een naburig land. Of je laat je smokkelen richting Israël, Turkije of Europa.
In Linz, Oostenrijk, logeer ik drie dagen bij Christine. Zij vindt het heerlijk om nieuwe mensen te leren kennen. En ik vind het heerlijk om met haar te praten. Maar wat is Christine somber. Over het milieu en ongelijkheid, over oorlog en misdaad, over populisten en terroristen. De laatste avond klap ik mijn laptop open. Samen duiken we in de data. Voor het eerst ziet Christine dalende aantallen oorlogsdoden en dalende aantallen klimaatdoden. Ze verbaast zich over dalende honger, dalende armoede en groeiende vrouwenemancipatie. Ze lacht wanneer ze hoort over toenemende acceptatie van homo’s en een wereldwijde verdubbeling van het aantal natuurparken. Miteinander, het lied dat ze bij ons afscheid zingt, bewaar ik in mijn hart. ‘Befällt uns das Verzagen, so müssen wir’s verjagen.’ ‘Voelen we wanhoop, laten we deze dan verjagen’.
Hallo Ralf,
Waar haal je je data vandaan? (Wat we niet zien, is dat sinds 1980 de extreme armoede onder Palestijnen met twee-derde is afgenomen. En dat de gemiddelde Palestijn sinds 1980 vijf keer zo rijk werd. Ook horen we nergens dat de kindersterfte in Palestina met driekwart daalde. In 1980 stierf nog een op de twaalf jonge Palestijnse kinderen, vandaag is het een op de vijftig.)
zie https://www.telegraaf.nl/nieuws/1109960/vn-israel-houdt-palestijnen-jeruzalem-arm en
https://www.oxfamnovib.nl/nieuws/50-jaar-bezetting-palestijns-gebied
Dat geeft een heel andere indruk.
Met vriendelijke groet,
Annelies Wiersma
Beste Annelies
dank je wel voor je reactie. Ik haal al mijn data bij Our World in Data. Zo ook die over Palestijnen. Dit zijn in OWD alle entries oer Palestina https://ourworldindata.org/country/palestine
Klik bijvoorbeeld maar eens op child mortality: https://ourworldindata.org/grapher/child-mortality?country=PSE~ISR
Bij alle ‘entries’ kun je naast Palestina ook landen als Israel of Jordanië invoeren, dat levert vaak interessante inzichten op.
Vriendelijke groeten, Ralf