De aanpak van Covid-19 toont de enorme vooruitgang die we met zijn allen boeken. Nooit eerder werkten we wereldwijd zo nauw samen, nooit eerder hadden we technologie die ons zo hielp in de bestrijding van een epidemie, nooit eerder leken mensen, wereldwijd, zo voor elkaar op te komen.
Ralf Bodelier, Volzin 3 juli 2020
Als ‘wijze mens’, Homo Sapiens, wandelen we al 350 duizend jaar op aarde rond. Bacteriën die voor ons fataal uitpakken, bestaan meer dan twee miljard jaar. Dodelijke virussen zijn er al zeven miljard jaar. Bij tijd en wijle zien ze hun kans. Dan slaan ze ons uit het lood en stapelen de lijken zich op.
Pandemieën horen bij de natuur. Ooit hadden wij geen andere keuze dan zijn verwoestende kracht te accepteren en uit te zitten. Maar we weten steeds beter hoe we ons gevaarlijke virussen van het lijf kunnen houden. We weten het niet alleen beter, we doen het ook steeds sneller.
Een van die virussen veroorzaakte het levensgevaarlijke pokken, niet te verwarren met ‘waterpokken’. Miljarden mensen zijn in de loop van de geschiedenis aan pokken overleden. Alleen al in de 20e eeuw eiste het pokkenvirus nog rond de 400 miljoen doden wereldwijd. In de Hebreeuwse bijbel werd Job met pokken geslagen. Hij overleefde de vreselijke zweren. De grootste zorg van Job en zijn vrienden was vervolgens de rol van God in de pokkenepidemie. Niemand leek zich af te vragen hoe we Job konden genezen. Of hoe we de uitbraak van pokken konden bezweren. Dat veranderde in de moderne tijd. Pas in 1980, na meer dan 3000 jaar gruwelijk lijden, wisten we pokken uit te roeien.
In datzelfde 1980 hoorden we over hiv/aids. In 1995 kwamen de eerste medicijnen tegen hiv op de markt. Pas in 2005 en 20 miljoen doden verder, begonnen de sterftecijfers terug te lopen. En hoewel hiv/aids de wereld nog steeds niet uit is, blijven zowel de aantallen besmettingen als de aantallen doden dalen. De omslag, zo weten we nu, kwam na 25 jaar ellende.
In 2014 brak in het West-Afrikaanse Guinee een ebola-epidemie uit. Al snel verspreidde het virus zich naar buurlanden als Liberia en Sierra Leone. In 2019 kwam een vaccin beschikbaar. Daar hadden we dus 5 jaar voor nodig. En nu waart wereldwijd een virus rond dat een half jaar geleden nog geen naam had: SARS-CoV-2. Mogelijk is er komend jaar al een vaccin of zijn er medicijnen om covid-19 beheersbaar te maken. Wanneer dat lukt, hebben we de pandemie binnen anderhalf jaar onder controle.
Meer dan ooit doet Homo Sapiens zijn naam eer aan. Nooit eerder waren zoveel onderzoekers tegelijk bezig een gezondheidsprobleem onder controle te krijgen. Jazeker, de betrokken wetenschappers verdienen er een goede boterham mee. Bovendien vinden ze microbiologisch, virologisch en farmacologisch onderzoek fascinerend. Maar boven alles leveren ze een forse bijdrage aan een gezondere wereld voor iedereen. En zo’n bijdrage leveren ze tegenwoordig sámen. Onderzoekers lijken allang niet meer op Professor Barabas, in zijn eentje bezig met teletijdmachines. Innovaties komen tot stand binnen wereldwijde teams van wetenschappers, financiers, bedrijven en universiteiten. Teams waarin godsdienst, geslacht, kleur of seksuele voorkeur van geen betekenis meer zijn. Samen werken ze aan nieuwe ideeën. En die ideeën, zo weten ze, ontstaan wanneer ze elkaar met kennis en inzichten bevruchten. De wijze mens is de samenwerkende mens.
Van Covid-19 zouden we het volgende kunnen leren. De natuur geeft niets om mensen. Het hemelruim en de aarde, de oceanen en de bergen, de wolven en de gazellen, de bacteriën en de virussen: ze zijn volstrekt niet in mensen geïnteresseerd. Wie wenst om in harmonie met de natuur te leven, verbindt zich met een onverschillige en apathische partner.
Een partner bovendien, die bij tijd en wijle wreed en harteloos uit de hoek komt. Dan is nature red in tooth and claw, zoals de Engelse dichter Alfred Tennyson het 1850 verwoord in zijn gedicht In Memoriam. Tennyson beschrijft hoe de mens alsmaar bidt en hoe hij gelooft in Gods liefde, ondanks overweldigend bewijs van de wreedheid van diens schepping. We zijn niet alleen omringd door een prachtig en overweldigend, maar ook door een ijskoud en wreed universum.
Het universum is amoreel. Dat betekent echter niet dat ons leven zonder betekenis is. Wie wel om ons geven, zijn anderen. Mensen geven om elkaar. Mensen zijn geïnteresseerd in elkaar en zorgen voor elkaar. Ook al zijn we verspreid over de continenten, toch kunnen we het met elkaar eens worden. We vinden elkaar, we komen voor elkaar op en we werken samen met elkaar. Dat beseffen we juist in een tijd van natuurrampen als covid-19. Juist dan zijn mondiaal vertrouwen, solidariteit en wederzijdse hulp onze grootste wapens.
Zes maanden geleden zag de wereld er nog heel anders uit. Zo was er de gewone dagelijkse vooruitgang. Een vooruitgang die het journaal nooit haalde en die we dan ook maar amper beseften. Diep in het verborgene daalde dag voor dag de kindersterfte. Week na week waren er minder slachtoffers van malaria, tuberculose en aids. Jaar na jaar werd minder gemoord. Wereldwijd daalde het aantal grote oorlogen tot drie: Syrië, Afghanistan en Yemen.
Zelfs het aantal slachtoffers van ‘klimaatgerelateerde’ natuurrampen zakte fors. In de jaren ’20 van de vorige eeuw stierven jaarlijks en wereldwijd nog een half miljoen mensen aan droogte, stormen, hittegolven en overstromingen. Tegenwoordig zijn dat er enkele tienduizenden. Het is een vooruitgang we die van dag tot dag kunnen volgen in de oplopende levensverwachting. Mocht een pasgeboren wereldburger in 1950 nog rekenen op 47 jaar, een wereldbaby die vandaag geboren wordt, mag rekenen op 72 jaar. Elk jaar krijgen we er enkele maanden bij. In Nederland maar ook in Azië en Afrika. Het valt aan te nemen dat deze vooruitgang zich de komende jaren door blijft zetten.
Deze enorme en voor velen onbekende stappen in de goede richting kwamen niet uit de lucht vallen. Ook zij waren en zijn het resultaat van de inspanningen van miljoenen mensen die zich voor elkaar inzetten, die voor elkaar opkomen en samen problemen oplossen.
In plaats van deze vooruitgang te omarmen, hem te prijzen en na te denken over mogelijkheden om verder op te schalen, maakten we ons echter vreselijke zorgen. Deze zorgen haalden wel de krant. De opwarmende aarde en de bedreigde biodiversiteit. De kloof tussen arm en rijk. Het groeiende populisme in het westen en het islamisme in het oosten. Het hardnekkige racisme. En dan was er nog het toenemende dedain voor wetenschappelijke kennis en het nuchtere zoeken naar oplossingen.
Toen was er plots covid-19. En ondanks alle ellende, variërend van de honderdduizenden doden tot de eenzaamheid van ouderen en de overbelasting van ons medisch personeel, zagen we iets nieuws. Iets wat er feitelijk al veel langer was, maar dat nu onmiskenbaar op de voorgrond trad.
Wat als eerste opviel was de wereldwijde consensus over de oorzaak van de pandemie. Niemand, van Noorwegen tot Nieuw-Zeeland, betwistte op religieuze, ideologische of politieke gronden dat SARS-CoV-2 de oorzaak van het drama was, een stukje genetisch materiaal ingepakt door een laagje eiwitten. Ook stemde iedereen, van China tot Chili in met rudimentaire virologische inzichten over de wijze van besmetting en de exponentiële groei daarvan. En hoewel het Chinese regime het nieuws over corona aanvankelijk tegenhield, gaven Chinese wetenschappers al snel de genetische code vrij, waarna wetenschappers wereldwijd konden beginnen met het ontwikkelen van tests, vaccins en geneesmiddelen.
Al even soepel ontstond een wereldwijde overeenstemming rond de aanpak van het virus. Het fysieke contact tussen mensen moest fors worden beperkt. Binnen enkele weken gingen alle grenzen dicht, bleven vliegtuigen aan de grond en stonden we, van Rusland tot Rwanda op afstand van elkaar te praten. Voor zover er al discussie was, beperkte deze zich tot de concrete maatregelen die nodig waren om deze afstand tot stand te brengen. Nooit eerder traden we met zijn allen, wereldwijd, zo eensgezind op tegen een natuurlijke dreiging.
Dat was nog maar het begin. Hoewel de wereld op slot ging en onze lichamelijke contacten wereldwijd tot een minimum werden teruggebracht, bleven zowel onze instituties -scholen, ziekenhuizen, ministeries- als onze sociale contacten redelijk in tact. Dat dankten we aan de grootste technologische innovatie van de onze tijd. Aan het internet. Wat dat betreft arriveerde het virus geen moment te vroeg. Sinds enkele jaren kunnen we urenlang facetimen, skypen of zoomen met familie en vrienden. Whatsapp laat ons gratis bellen, via Instagram of TikTok wisselen we onze verhalen uit, met dank aan Spotify en Netflix luisteren we naar muziek en kijken we films, op onze e-reader downloaden we boeken, terwijl we pizza, shoarma en sushi bestelen via thuisbezorgd.nl.
Windows, Whatsapp en Teams redden ons niet alleen van sociaal isolement, ze houden ook een groot deel van de economie, het onderwijs en het openbaar bestuur draaiend. Dankzij de internetrevolutie is het voor het eerst in de geschiedenis mogelijk dat leraren hun leerlingen van afstand onderwijzen, dat ambtenaren doorwerken vanaf hun keukentafels en dat veel werkgevers en werknemers niet naar kantoor hoeven om hun bedrijf draaiend te houden. We ontdekken dat we via Zoom en Google Hangouts onze schermen kunnen splitsen en vanuit onze huiskamers feestjes kunnen bouwen, therapeutische gesprekken voeren, kerkdiensten volgen en met anderen van concerten genieten. Altijd al hielp de technologie ons verder in onze strijd met een wrede natuur. Het internet echter maakt ons weerbaarder dan ooit tegen mondiale rampen als covid-19.
En dan zijn er nog de ontelbare humanitaire initiatieven. Acties om mensen die door covid-19 in de problemen kwamen te helpen of een hart on der riem te steken. Wereldwijd helpen we kwetsbare buurtbewoners. Supermarkten openen in de vroege uren hun deuren om ouderen de kans te geven alleen te winkelen. Afrikaanse internetproviders laten gezondheidswerker gratis videobellen. In India deelt de politie voedsel uit aan daklozen. Op Franse balkonnetjes applaudisseren tienduizenden voor werkers in de zorg. Een advertentie in Groot-Brittannië waarin wordt gevraagd om 250 duizend medische vrijwilligers, levert 750 duizend aanmeldingen op. Onder de titel ‘Where There’s Help, There’s Hope’ publiceert techgigant Google video’s met tips over hoe we onze medemensen kunnen helpen.
Misschien veroorzaakte onze gezamenlijke kwetsbaarheid deze lawine aan goedmoedigheid. Wellicht realiseert nu ook de meest verstokte cynicus zich dat hij door het virus geraakt kan worden om vervolgens op de Intensive Care te belanden. Aannemelijker echter is dat de coronacrisis iets openbaarde wat al veel langer bestaat maar dat we ons maar amper realiseerden: dat we meer dan ooit op elkaar betrokken zijn en dat we voor elkaar willen zorgen. Met de dag wordt het lastiger om niet te geloven in een wereld waarin de ‘meeste mensen deugen’.
Op het moment dat ik dit essay schrijf, demonstreren wereldwijd mensen tegen racisme. Dat doen niet alleen zwarte mensen. #BlackLivesMatter mobiliseert ook miljoenen witten die simpelweg vinden dat racisme geen plaats heeft in een moderne samenleving.
Humanitaire betrokkenheid, de schier onbeperkte mogelijkheden van internet en een groeiende eensgezindheid over de aan te pakken problemen, zou ons optimistisch kunnen stemmen. Rond Covid-19 is het nog veel te vroeg om de balans op te maken. Want het virus is de wereld nog niet uit. Maar de manier waarop we deze coronacrisis aanpakken, zou ons vertrouwen kunnen geven in de aanpak van al die andere grote problemen. Van een opwarmende aarde en een bedreigde biodiversiteit tot de kloof tussen arm en rijk, populisme en islamisme.
Dr. Ralf Bodelier is filosoof en journalist. Met zijn organisatie worldinprogress.nl organiseert hij abdijsessies ‘inspireren met vooruitgang’.
Beste Ralph,
altijd fijn om de positieve kant te lezen van wat er om ons heen en met ons gebeurt, maar dan denk ik toch nog steeds dat het universum amoreel is en niet immoreel.
groet
Joris
Beste Joris, dat klopt helemaal. Vervolgens denk ik toch nog steeds dat het Ralf is en niet Ralph 🙂
Groet, Ralf