Whatsappen met Uganda

Date: 5 september 2012

Wereldburgerschap-1-300x133Hoe betrek je pubers bij ‘de wereld’? Zeker niet met cijfers en feiten over ontwikkelingssamenwerking en AIDS. Sluit aan bij hun wereld, zet hen aan het werk, laat hen zelf ervaringen opdoen, adviseren deskundigen. Veel Wereldverbeteraars hebben te hoge ambities. (Ralf Bodelier, My World, september 2012. Kaders: Ilse Vossen)

 

Soms is er dan toch een goed gesprek aan de keukentafel. Sinds de puberteit toesloeg, trekt mijn zoon David (15, 4 havo) zich doorgaans terug achter zijn X-box, laptop en telefoon. Contacten beperken zich doorgaans tot gemopper van mijn kant ‘wanneer ruim je je kamer eens op?’ en irritatie van de zijne, ‘jaja, ik weet het, laat me met rust’.
Maar nu spreken we over het vak Wereldburgerschap. ‘Vréselijk’, zegt David. ‘Opeens staat er weer zo’n wereldverbeteraar voor de klas. Je herkent hem al op honderd meter. Die komt ons vertellen hoe ellendig het is in Afrika, dat we chocola van Max Havelaar moeten kopen en dat we zuinig moeten zijn op het milieu. Alsof het ons boeit. Die lessen worden altijd een puinhoop.’

Voor mijn geestesoog zie ik de Wereldverbeteraar staan. Zwetend en krampachtig lachend terwijl dertig pubers duwend en whatsappend het lokaal binnenrollen. Ik zie hoe roze geplamuurde meisjes pontificaal hun tassen op tafel zetten om daarachter met hun vriendinnen te pingen. Ik zie drie slungelige jongens in druk gesprek met hun achterburen, terwijl twee anderen zich met het hoofd op de armen te ruste leggen. De oren van een kwart zijn geplugd, de helft heeft zijn jassen nog aan. En over drie kwartier moeten zij enthousiast het lokaal verlaten om geld op te halen voor waterpompen in Burkina Faso of onderwijs in Ivoorkust.

Arme Wereldverbeteraar. Ik zie hem in verre Afrika, waar de kindertjes in de klas zo mooi zingen en aandachtig luisteren wanneer de leraar het woord neemt. Waar onderwijs nog begerenswaardig is, waar studenten vol trots boeken onder hun armen dragen en de Wereldverbeteraar met applaus ontvangen. En nu staat hij daar, voor Davids 4-havoklas, met trillende vingers prutsend aan zijn powerpoint en zich afvragend hoe hij de kudde in hemelsnaam in het gareel krijgt.
De Wereldverbeteraar kan zich troosten. Hij is de enige niet die in havo 4 wordt gewassen en geschoren. Jaarlijks staan honderden, zo niet duizenden ‘actieve wereldburgers’ voor groepen pubers. Want dit zijn immers de jaren waarin jonge mensen hun mening vormen over zaken als migratie, ontwikkelingshulp of het klimaatprobleem. Het zijn echter ook de jaren waarin mensen het minst geïnteresseerd zijn in Verweggistan. Terwijl basisschoolkinderen nog aan je lippen hangen bij een verhaal over straatkinderen in India of uitstervende ijsberen op de Noordpool, houdt de wereld van de meeste tieners op bij henzelf, hun vrienden, hun mobieltjes en de laatste mode.

Wat de Wereldverbeteraars willen bereiken, staat ook hen niet altijd helder voor ogen. Toch tekent zich een patroon af. Grosso modo lijkt het erop dat zij jongeren zowel willen informeren over een wantoestand aan de andere kant van de wereld, als hen willen verleiden om hierover een moreel standpunt in te nemen, om hen ook nog eens aan te zetten om dit morele standpunt te vertalen in een concrete activiteit.
Het lijkt erop dat ze hen zowel willen informeren over de gedwongen winning van cacaobonen in Ivoorkust, als hen willen verleiden om deze moderne vorm van slavernij op grond van het mensen-rechtenprogramma te veroordelen, om hen vervolgens ook nog eens aan te zetten om huis aan huis slaafvrije repen van Tony’s Chocolonely te gaan verkopen. En daarmee grijpen zij te hoog.

Wat onze Wereldverbeteraar wil, is volgens de Amerikaanse pedagoog Lawrence Kohlberg (1927-1987) louter weggelegd voor mensen in de hoogste, zesde, fase van morele ontwikkeling. Een fase volgens Kohlberg door maar amper vijf procent van alle mensen zal worden bereikt. Een fase bovendien die vrijwel niet haalbaar is voor jongeren van onder de twintig.
Volgens Kohlbergs theorie komen veel leerlingen van Davids Havo 4-klas maar amper verder dan fase drie. En daarin draait alles om de vraag welke rol je speelt in je eigen omgeving. Goed is wat de rest van je klas doet, fout is wat de rest afwijst. Voor een zelfstandig moreel oordeel over de samenleving, laat staan over de cacao-industrie in Ivoorkust, is nog geen ruimte. En dat geldt al helemaal voor het vertalen van deze morele oordelen in concrete activiteiten. Vrijwel geen havist is in staat om zich los te maken van de groepsdruk die bepaalt dat alles draait om vrienden, social media, overgaan en voetballen. Geen wonder dat de mooie voordracht van de Wereldverbeteraar, met powerpoint en al, door de leerlingen vaak als ‘vreselijk’ wordt ervaren.

Toch loont het zich om niet op te geven. Dat stelt prof. dr. Jelle Jolles, hoogleraar ‘hersenen, gedrag en educatie’, op een recente studiedag van NCDO over Wereldburgerschap. Hoe beperkt de invloed van volwassenen op pubers ook is, die invloed is er wel degelijk. De kunst is echter om het allemaal niet te abstract en te theoretisch te maken. De kunst is bovendien om de verwachtingen niet al te hoog te stellen. Pubers hebben nu eenmaal niet veel invloed op hun eigen gedrag, laat staan dat ze kennis en gedrag in overeenstemming kunnen brengen. Jolles adviseert om geen grote verhalen meer te vertellen over mensenrechten of cacaoteelt in Ivoorkust, maar om direct aan te sluiten bij de emoties en ervaringen van kinderen. Zet een stapje terug en spreek niet langer over globalisering, ontwikkelingssamenwerking of handelsbarrières. Haak daarentegen aan bij het dagelijkse leven van de puber en probeer hem van daaruit mee te nemen naar het leven van andere mensen.
De Wereldverbeteraar doet er goed aan zich te verdiepen in best practices van hen die dagelijks met jongeren omgaan. (Zie kaders van Ilse Vossen bij deze tekst) ‘Breng leerlingen in direct contact met leerlingen in ontwikkelingslanden,’ zegt Hanneke Houkes, initiatiefnemer stichting FairPen. ‘Haak aan bij wat jon-geren zelf meemaken, en zet hen aan het werk’, meent Truusje Vélu van het Verzetsmuseum in Zuid-Holland. ‘Motiveer leerlingen om direct in actie te komen’, adviseert Mildred Klarenbeek van Edukans.
‘Of zie er vanaf.’ Dat is het resolute advies van mijn zoon David. ‘Vergeet het met die Wereldburger-schapslessen. Wij zijn vijftien, wij hebben daar geen zin in.’
Verrassend genoeg blijkt David er meteen ook overheen te kijken, want aan hersenen ontbreekt het de meeste 15-jarigen niet. ‘Ik weet ook wel dat het belangrijk is allemaal. Je moet het gewoon over enkele jaren nog eens proberen. Misschien dat we dan wel willen horen hoe het zit met dingen als armoede, mensenrechten en het milieu.’
En dan vertelt hij vol enthousiasme over een schoolbezoek van de Afghaanse Wali Alizadah, die met zijn familie naar Nederland vluchtte. ‘Hij ging staan en begon te vertellen. Hij had de oorlog in Afghanistan zelf meegemaakt en ging later naar onze school. Nog nooit was het zo stil in de klas.’ Wali Alizadah hield dan ook geen presentatie, hij sprak niet over universele normen en mensenrechten en vroeg niet om een sponsoractie. Wali Alizadah vertelde gewoon een even eenvoudig als ijzersterk verhaal. En deed daarmee precies wat in 4-havo werkt: hij maakte van het verre Afghanistan een land vol concrete mensen.

******************

Uitwisselen
‘Breng leerlingen in direct contact met leerlingen in ontwikkelingslanden.’ Dat adviseert Hanneke Houkes, initiatiefnemer stichting FairPen. Via deze stichting wisselen Nederlandse leerlingen ervaringen uit met leerlingen in het zuiden. Dat doen ze met zelfgemaakte nieuwsbrieven, kaartjes, tekeningen of zelfgemaakte spullen. ‘Veel jongeren hebben een stereotiep beeld van hun leeftijdsgenoten in het Zuiden,’ zegt Houkes. ‘Arm, zielig en hulpbehoevend. En dat is een beeld dat wij proberen te doorbreken.
Wanneer Nederlandse leerlingen direct communiceren met leerlingen uit Oeganda, zijn ze vaak verbaasd. Dan zeggen ze “Wat kunnen ze goed tekenen, wat lachen ze veel of wat kunnen ze goed dansen.” Daarmee verandert hun blik op ontwikkelingslanden. Ze zien hoe hun leeftijdsgenoten daar leven. Dat het niet alleen zielig is als ze twee kilometer moeten lopen naar een waterpomp, maar dat ze ook veel lol hebben als ze samen water gaan halen. Niet alleen de nieuwsbrieven die zij ontvangen, maar ook de inhoud van de nieuwsbrieven die ze zelf sturen, geven aanleiding tot discussie. Nu moeten ze nadenken over wat allemaal speelt in ons eigen land. Dat spreekt veel meer aan dan ze eenzijdig informeren over internationale vraagstukken of over hoe ontwikkelingshulp werkt.

 

Discussiëren
‘Haak aan bij wat jongeren zelf meemaken en zet hen aan het werk’. Dat stelt Truusje Vélu van het Verzetsmuseum in Zuid-Holland. Het museum bezoekt met een ‘mobiel tribunaal’ scholen voor voortgezet onderwijs. Met dit mobiel tribunaal worden rechtszittingen nagespeeld over morele di-lemma’s in binnen en buitenland. Leerlingen worden uitgedaagd om standpunten in te nemen, te verdedigen en met elkaar in discussie te gaan. Valt het te rechtvaardigen dat iemand een aanslag pleegt om aandacht te vestigen op een fout asielbeleid? Mag je kleren dragen die het product zijn van kinderarbeid? Is het terecht dat een journalist weigert een stervende soldaat te helpen en om objectief verslag te geven? Zijn deze zaken goed of fout? ‘Daarbij is het goed om aan te haken bij dilemma’s in het eigen wereldje van de jongeren, zoals een vechtpartij in de klas’, zegt Vélu. ‘Moet je dan ingrijpen, op afstand blijven of de vechtpartij met je mobieltje filmen? Het is een werkvorm die leerlingen van VMBO tot gymnasium enthousiast maakt. Hangende of verveelde jongeren komen maar amper voor.’

 

Op bezoek
‘Motiveer leerlingen om direct in actie te komen.’ Dat zegt Mildred Klarenbeek van Edukans. Via deze ontwikkelingsorganisatie kunnen leerlingen als ‘verslaggevers’ van hun scholen op bezoek bij leerlingen in ontwikkelingslanden. Eenmaal terug van hun reis doen de reporters ‘met een hart en hoofd vol verhalen’ verslag van hun ervaringen. Daarmee zetten ze hun medeleerlingen aan om in actie te komen voor beter onderwijs in het ontwikkelingsland. Vorig jaar ging een groep leerlingen van verschillende scholen naar Oeganda, dit jaar gaat een groep naar Malawi. ‘De leerlingen geven presentaties en laten foto’s en filmpjes zien. Omdat ze dat doen vanuit hun eigen beleving gaan andere leerlingen sterk meeleven. Rondom het bezoek van de verslaggever zamelt de school geld in voor een goed doel op onderwijsgebied. Vaak deed de school dat al, maar door de persoonlijke verhalen en de beelden van de verslaggevers beginnen veel leerlingen actief mee te doen.’ ‘Zo snijdt het mes aan twee kanten’ zegt Klarenbeek. ‘In de Nederlandse scholen stijgt de bewustwording over het belang van onderwijs in de bestrijding van armoede. Voor de scholen in het Zuiden komt geld vrij om hun onderwijs te verbeteren en uit te breiden’.

 

Leave a Reply

Time limit is exhausted. Please reload CAPTCHA.

single.php