We spreken vloeiend de taal van stoerheid en onverschilligheid. Maar nieuwe woorden voor naastenliefde en menselijkheid ontwikkelen we niet. En dat is verontrustend.
Ralf Bodelier, Brabants Dagblad, november 2025
‘Not giving a shit’ lijkt de lijfspreuk van onze tijd. Je ziet het op mokken, sokken en boekcovers. In het Nederlands: ‘ik geef er geen reet om’, ‘boeieh’. Zo toon je dat je onaantastbaar en onafhankelijk bent; om er ook nog trots op te zijn.
Maar zoek je naar woorden als naastenliefde, medeleven of barmhartigheid op diezelfde mokken, dan vind je niets. Ze klinken ouderwets of verdacht. Wie ze gebruikt, loopt het risico te worden weggezet als een softie of gutmensch. Alsof medemenselijkheid iets is om je voor te schamen.
Dat verlies van taal is verarming. We hebben mooie woorden ontwikkeld rond winst, efficiëntie en groei, maar nauwelijks meer voor zachtheid, troost en medeleven. En wat we niet meer kunnen benoemen, verdwijnt. Een samenleving die haar woorden voor goedheid kwijtraakt, verliest uiteindelijk ook haar vermogen om goed te doen.
Ooit was barmhartigheid geen vroom begrip, maar noodzaak. Eeuwenlang overleefden mensen dankzij elkaar. Je hielp je zieke buurvrouw, nam een weeskind in huis of hielp de oude man verderop met zijn aardappelen. Kerk of niet, iedereen wist dat je het alleen niet redde.
Vandaag leven we veiliger en welvarender dan ooit. Onze verzorgingsstaat vangt veel op, maar heeft haar grenzen. De overheid kan geen arm om een schouder slaan of troost bieden bij eenzaamheid. Een systeem kent regels, geen warmte. Toch blijft die menselijkheid broodnodig: het luisterend oor, de uitnodiging aan een vergeten oom met Sinterklaas, een kop koffie bij de buurvrouw die niemand meer ziet.
Voor velen is barmhartigheid ook vandaag nog een materiële noodzaak. Aan de andere kant van de Middellandse Zee leven honderden miljoenen mensen in extreme armoede. Een op de vijfentwintig kinderen sterft er vóór zijn vijfde verjaardag. Tbc, malaria en cholera eisen dagelijks levens. We kunnen het weten, maar vaak geven we er, letterlijk, geen shit om.
‘Dan hebben ze misschien iets meer honger in Afrika,’ zei Geert Wilders onlangs, pleitend tegen ontwikkelingshulp. Zijn uitspraak laat zien hoe ver we verwijderd zijn geraakt van het leed van anderen. Onze taal voor betrokkenheid is verdampt. Tijd dus voor nieuwe woorden – woorden die weer binnenkomen. Giving a shit, bijvoorbeeld. In goed Nederlands: onbeschaamd zacht, of liefde met ballen. Eerlijk, ruw, oprecht.
‘Giving a shit’ betekent: om iemand geven. Niet wegkijken, maar iets doen. Dat begint klein: op straat, op je werk, in de kroeg. De collega die worstelt met de ziekte van haar kind. De Eritrese jongen die een lift nodig heeft. De Poolse dakloze die je koffie geeft of gewoon even aankijkt. Kleine daden, maar ze keren de kou van deze tijd.
Wie geeft om een ander, verzet zich tegen de mentaliteit van ieder-voor-zich. Tegen de bureaucratie, de markt, de politiek. Ze zijn allemaal harteloos, omdat ze geen hart hébben. Wij mensen hebben wel een hart. Wij kunnen de wereld verzachten.
Dat begint vandaag. Kijk om je heen. Zie wie valt en buig om te helpen. Ga langs bij een zieke vriend. Vergeet je oude moeder niet te bellen. En geef ruimhartig aan wie buiten ons gezichtsveld leeft: kinderen in Jemen, gezinnen in Congo, vluchtelingen aan de randen van Europa.
Barmhartigheid is geen zwaktebod. Het is verzet tegen de kilte van onze tijd. Wie geeft, maakt de wereld warmer. Laten we weer durven verschillig te zijn.
Afbeelding: De zeven werken van Barmhartigheid, Pieter Breughel de Jongere, eerste helft 17e eeuw.
Ralf Bodelier organiseert dit najaar ‘Giving a Shit’. Films, gesprekken en eindejaarscolleges rond barmhartigheid. www.givingashit.nl
