
In een zoektocht naar creativiteit, humanisme en vooruitgang loopt filosoof Ralf Bodelier dit jaar een omgekeerde kruistocht van Jeruzalem in Israël naar Bouillon in de Belgische Ardennen. In deel 18: ‘Voor het eerst loop ik een forse kans om besmet te raken. Lang leve de Turkse coronateststraat.’
Ralf Bodelier, 4 oktober 2020
8 uur. Ik word wakker met een onbestemd gevoel. Gisteren arriveerde ik in Edirne, de meest westelijke stad van Turkije. Over enkele dagen hoop ik de grens naar Bulgarije over te wandelen. Maar kom ik het land eigenlijk wel in? Zijn er geen coronamaatregelen om rekening mee te houden? Hongarije, zo las ik, laat niemand meer toe. Griekenland verlangt van elke binnenkomende reiziger een coronatest. Maar Bulgarije?
Een vol uur dwaal ik door alle websites die ik kan vinden. Geen enkele geeft uitsluitsel. De site van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken meldt dat je geen test nodig hebt wanneer je direct vanuit Nederland naar Bulgarije reist. De site van het Turkse ministerie meldt dat alle Turken die naar Bulgarije willen zich moeten laten testen. Wat geldt nu voor Nederlanders die vanuit Turkije naar Bulgarije reizen?
9 uur. Ik kom er niet uit. Op de website van Buitenlandse Zaken vind ik twee adressen voor meer informatie. Het zijn het emailadres van de Nederlandse Ambassade in Sofia en een WhatsApp-nummer van een consulaire afdeling in Den Haag. Aan beiden stuur ik mijn vraag en benadruk dat ik op de BZ-sites het antwoord niet kan vinden. Vervolgens overweeg ik het volgende. Stel dat ik in Turkije positief wordt getest. Dan kom ik Bulgarije niet in en zal ik veertien dagen worden opgenomen in een Turks ziekenhuis. Dat zijn twee weken waarin ik heel wat kilometers had kunnen wandelen. Anderzijds zal het ook een unieke ervaring zijn om in Turks provinciehospitaal te bivakkeren en over mijn ervaringen te schrijven.
11 uur. Een WhatsApp van BZ komt binnen. ‘Hallo, dit is Louise’. Zoals ik al verwachtte gaat Louise met geen woord in op mijn vraag. Vrolijk verwijst Louise me door naar de sites van Buitenlandse Zaken. ‘Wanneer je binnenkort op reis gaat, zorg dan…. ’ Ik app Louise dat ik allang op reis ben, wijs haar op mijn eerste app en vertel dat ik op de BZ-sites geen antwoord op mijn vraag kan vinden. Louise appt weer terug dat ik ‘t beste mijn licht op kan steken bij de lokale autoriteiten. Vervolgens stuurt ze me een link waarin ik ons gesprek kan evalueren. Van de Nederlandse ambassade in Sofia zal ik nooit een antwoord ontvangen.
14 uur. Ik wandel het ziekenhuis van Edirne binnen. Klopt het dat zij coronatesten uitvoeren? En heb je zo’n test werkelijk nodig om Bulgarije binnen te komen? ‘Die hebt u zonder meer nodig’, zegt een verpleegster terwijl ze met een thermogun mijn temperatuur opneemt. ‘Maar wij voeren die testen niet meer uit. Daarvoor moet u op de Bulgaarse grens zijn, bij de overgang van Kapikule, 22 kilometer verderop.’ Zo’n test gaat snel, weet ze. Binnen een uurtje is het wel gepiept. Na de test krijg je een formulier met een QR-code. Daarop kan ik een halve dag later mijn uitslag lezen. Buiten wenk ik een taxi en laat me afzetten bij een serie tenten en zeecontainers op een braakliggend terrein naast een moskee. De grens ligt amper honderd meter verderop.
15 uur. De start verloopt vlot. Onder een baksteen liggen inschrijfformulieren. Met Google Translate vertaal ik het Turks en vervoeg me met het ingevulde papier bij loket 1 waar ik omgerekend 25 euro betaal. Vervolgens stap ik in een rij voor loket 2. En daar gaat het mis. Zeker dertig mannen staan al te wachten en, pal voor me, een van de twee vrouwen in het gezelschap, tenger en met hoofddoek. De meeste mannen hebben dikke nekken en daarmee corresponderende buiken, heel wat forser dan je ze doorgaans in Turkije treft. Niet veel later kom ik erachter dat het Duitse- of Oostenrijkse Turken zijn waarvan de integratie in fysieke zin uitstekend is geslaagd. Nadat ze hun Turkse families met pompeuze Audi’s en BMW’s razend jaloers hebben gemaakt, zijn ze tevreden weer op weg naar Duitsland of Oostenrijk.
Maar eerst moeten ze zich laten testen. Zowel Duitsland als Oostenrijk laten alleen reizigers uit ‘code-oranje-landen’ toe die aantoonbaar Covid-vrij zijn. Alle mannen houden een pakket paspoorten en aanvraagformulieren in hun handen. Ze komen ook testen aanvragen voor de overige drie, vier, of vijf familieleden die verderop onder een afdak zitten en limonade drinken. Zeker honderdtwintig wachtenden zijn dus nog voor me. Dat gaan we in een half uurtje niet redden.
Voor loket 2 staat een partytent. Daaronder beschermt een aantal mannen zich tegen de felle zon. De rij is zo lang dat ik daar nog lang niet bij hoor. De zon brandt op mijn gezicht, op mijn armen en benen en vooral ook op mijn voeten. Doorgaans worden die al wandelend beschermd door dichte schoenen. Nu steken ze maagdelijk wit in sandalen. Nog wel. zo meteen zullen ze roder zijn dan de Turkse vlag. Ik probeer zo dicht op het meisje met de hoofddoek te gaan staan dat mijn voeten in haar schaduw komen. De temperatuur hangt rond de 34 graden.
En er gebeurt niets. De rij staat stil. Tien minuten, een half uur, drie kwartier. Ik buig zijwaarts om te kijken wat er aan de hand is. Achter het loket staren twee jonge vrouwen met de handen in hun schoot naar een scherm. Rondom me klinkt louter Turks. Ik tik de vrouw voor me voorzichtig op haar schouder en vraag of ze Engels of Duits spreekt. Dat doet ze. Ze is nog heel jong, komt uit het Mannheim en was met haar ouders op vakantie in het dorp van haar grootouders. Het meisje zegt dat het systeem is uitgevallen en dat iedereen nu wacht tot het weer opstart. Ze heeft de informatie opgepikt van andere wachtenden. Aan officiële mededelingen doen ze hier niet.

16 uur. Achter me staat alweer een dozijn verse mannen van ruime omvang en met bundels aanvraagformulieren in hun handen. Even weglopen om water te zoeken, durf ik niet. Voor je het weet kun je weer achteraan sluiten. Zo denkt iedereen erover. Angstvallig staan we met buik aan rug op elkaar. Niet eerder sinds de coronapandemie uitbrak, zat ik zo dicht op mijn medemens en al helemaal niet voor zo’n lange tijd. Een medemens bovendien die zich hier wellicht laat testen omdat hij of zij klachten heeft. Hoewel de meesten van ons mondkapjes dragen, loop ik voor het eerst een forse kans om besmet te raken. Lang leve de Turkse coronateststraat.
18 uur. Drie volle uren sta ik nu te braden in de Turkse zon. De dames zijn uit hun hokjes verdwenen. Niemand is nog geholpen. Tegenover ons heeft zich inmiddels een al even lange rij opgesteld. Honger speelt op en, vooral, dorst. Inmiddels maak ik praatjes met de andere mannen. Zonder uitzondering spreken ze ook Duits. Iedereen baalt. Op weg naar huis hadden ze Bulgarije al lang achter zich willen laten. Nu we met elkaar kennis hebben gemaakt, waag ik het om even uit de rij te glippen en water te halen.
19 uur. De zon zakt weg achter de grote moskee. Mijn Turkse medewachters tonen zich nu van hun meest Duitse kant. Ze winden zich op. Er wordt gescholden. Eerst mompelend, dan schreeuwend. In het Turks en op de medewerkers van de teststraat. ‘Ezelsveulens’, ‘hoerenzonen’, ‘niets kunnen jullie’, ‘prutsers’. Keurig vertaalt het meisje uit Mannheim alle beschimpingen. De spanning richt zich ook op andere wachtenden. Een man heeft zich twee plaatsen voorgedrongen. Hem wordt stevig de les gelezen. ‘Vuile gluiperd.’ ‘Denk je dat je beter bent dan wij?’ ‘Hond’. En dan, in mijn prachtige moedertaal: ‘Du verfluchtes Arschloch’. De voordringer is een kop groter dan de rest, heeft een stierennek en een vuurrooie kop die hij boos vooruitsteekt. Het scheelt niet veel of ze slaan elkaar op de Duits-Turkse bekken.
Ik ontvang weer een appje van BZ. Nu komt hij van ‘Ron’. Ron meldt dat het fijn was om in contact te zijn. Ron vermoedt dat ik geen verdere vragen meer heb en dat hij daarom de chat gaat sluiten. In Den Haag hebben ze hun plicht vervuld. Ik laat het erbij. Plots komt beweging in de tent. De twee vrouwen betreden weer hun hokjes. De systemen blijken opgestart. ‘Maar ze werken langzaam’, vertelt het meisje uit Mannheim.
20 uur. Eindelijk schuif ik nu ook onder de partytent. In ruil voor mijn inschrijfformulier en betalingsbewijs ontvang ik een leeg buisje met barcode. Vijf uur stond ik te wachten, maar nu mag ik dan naar loket 3. Hier formeert zich een nieuwe rij, ditmaal voor de daadwerkelijke coronatest. Nu gaat het een stuk sneller. Bovendien is het vermakelijk om te zien hoe mensen reageren op het stokje dat diep in hun keel verdwijnt en ver in hun hersenpan wordt gestoken. De meest stoere mannen lijken het meest te kokhalzen en te rillen. Jonge vrouwen laten het ’t ontspannen gebeuren. Ik ben een jonge vrouw, want ik merk er vrijwel niets van. Heeft de knul in zijn covid-19 uniform -laarzen, maanpak, enorme schort, mondkap, spatmasker en handschoenen- wel genoeg genetisch materiaal te pakken? Morgenvroeg zal ik het zien.
Met de ronde mannen en het Mannheimse meisje vervoeg ik me bij loket 4 om een uitdraai met QR-code op te halen. De voordringer met zijn rode kop staat keurig achteraan. Voor het loketraampje hebben de Turkse autoriteiten een campingtafel uitgeklapt met daarop een laptop en een printer. Twee jongens draaien om de twee minuten een vel papier uit en roepen de namen van de wachtenden. Voor het meisje en mezelf vind ik een stoel, waarop we nu zittend onze beurten afwachten.
Ik bespeur een verandering in mijn humeur. Aanvankelijk was ik een deelnemer, gaandeweg werd ik observator. Eerst zat ik me te ergeren en te bedenken wanneer ik mijn verloren dag in kon halen. Nu zit ik vooral te observeren en me te verkneukelen. Heerlijk al die verschillende temperamenten, de ergernis en de onverholen kwaadheid. Fascinerend dit gepruts, terwijl die teststraat er toch al enkele weken staat. De Duitse Turken, inmiddels gewend aan disziplin und gründlichkeit, schamen zich diep over hun land van herkomst.
Plots stokt het proces. Een voorbijlopende man blijft staan, bekijkt zijn uitdraai en vraagt of ik er iets van kan maken. Helaas. Het vel papier bevat alleen vlekken en vage strepen. Samen lopen we terug naar de jongens achter hun laptop. Ze schrikken. De inkt van hun printer is op. Lachend zwaai ik met het velletje papier naar de wachtenden achter ons. ‘Leider. Die Tintenpatrone ist leer’. Onverholen woede spoelt door de groep. De jongens kijken hoogst ongelukkig. Een van hen haalt een reservecartridge tevoorschijn. Die past niet. Het is een Canon-cartridge en de printer is van Samsung. Cool. Ik pak mijn stoeltje er weer bij en aanschouw de agitatie. Niemand spreekt nog zonder stemverheffing. Meerdere mannen buigen zich over de printer, de rest staat te vloeken.
Een enorme kerel met opgeschoren haar, een buik als een biervat en tattoos in zijn nek zwaait met zijn armen en scheldt zo rauw dat het meisje het niet meer wil vertalen. Ook in Turkije klimt in tijden van spanning het falderappes uit de riolen. Angst staat nu in de gezichten van de jongens die ook niet meer weten wat ze moeten doen. Dan brengt een taxi een compleet nieuwe printer. Veiligheidshalve wordt die in het kantoortje opgesteld. Nu geven jongens hun printjes door een raampje af.
22 uur. Opmerkelijk genoeg krijgt een klein groepje wachtenden niets, waaronder het meisje, de voorkruiper en ik. Mannen die uren later aankwamen, lopen met hun uitdraai alweer naar hun Mercedessen. Met het meisje als tolk meld ik me bij een mid-twintiger die ik gaandeweg als baas van het geheel heb geïdentificeerd. Hij neemt onze paspoorten en gaat op onderzoek uit. Zich verontschuldigend keert hij terug. Een aantal testbuisjes liggen nog ergens op een bureau en zijn per abuis niet in het systeem gezet. Hij zal het voor ons gaan regelen. Een half uur later is het dan zover. Ook wij krijgen ons vel papier met daarop de QR-code. Morgenvroeg kan ik mijn uitslag scannen.
De coronatest is volbracht. Mijn honger is verdwenen, wel ben ik doodmoe. Een vleugje weemoed speelt op wanneer ik afscheid neem van zowel het meisje als de voorkruiper. Dan loop ik naar de grote weg in de hoop alsnog een lift te vinden naar Edirne.
8 uur. Breed staat de zon over de koepels en minaretten. Op het dakterras nuttig ik mijn ontbijt. Ondanks mijn verbrandde voeten heb ik heerlijk geslapen. Ik pak mijn telefoon en scan het formulier met de QR-code, benieuwd naar de uitslag. Het ding doet niets. Ik download een nieuwe scan-app maar ook die werkt niet. Dan maak ik een foto van de code, stuur hem naar een nerd in Nederland. Zij kan me ongetwijfeld vertellen wat ik fout doe. Een half uur later mailt de nerd terug. De printer was niet goed afgesteld waardoor een van de randen van de code niet is afgedrukt. Voor een scanner is het onmogelijk hem af te lezen. Ik zal terug moeten naar Kapikule om een nieuwe uitdraai te laten maken. Het is 9 uur.
Deze publicatie kwam tot stand met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.