Met rationaliteit en humanisme strijdt Steven Pinker tegen een contraverlichting van populisten en ‘progressofoben’. Zijn Verlichting nu is een meeslepende must read. [Ralf Bodelier, Groene Amsterdammer, 13 februari 2019]
Gele hesjes, Brexit en de AfD. Klimaatverandering en teruglopende populaties dieren. Wereldwijd achthonderd miljoen mensen ondervoed en even zovelen zonder elektriciteit en schoon water. Trump, Bolsonaro, Orbán. Het is niet de beste tijd om de vooruitgang te prijzen. En toch is het juist dat wat de Amerikaan Steven Pinker doet. Van de hoogleraar psychologie op Harvard verscheen eind vorig jaar de Nederlandse vertaling van Enlightenment Now, een bijna zevenhonderd pagina’s dik pleidooi voor meer Verlichting op een moment dat, volgens Pinker, de contraverlichting opmarcheert. Voor hem overkoepelt deze term uiteenlopende stromingen als populisme, nationalisme, radicaal milieuactivisme en religieus extremisme. Wat al deze bewegingen volgens Pinker verenigt, is dat geen van hen veel op heeft met rationaliteit, wetenschap, humanisme en vooruitgang, de vier pijlers van de Verlichting.
Veellezer Bill Gates noemt Pinkers boek het meest inspirerende boek dat hij ooit las, iets wat hij overigens ook al zei over Ons betere ik, een eerder boek van Pinker, over de afname van geweld. Ik ga ver met Gates mee. Pinkers pleidooi voor meer Verlichting is me uit het hart gegrepen. Te meer omdat Pinker met een schat aan data duidelijk maakt hoe rede, wetenschap en humanisme het leven van miljarden mensen wereldwijd hebben verbeterd.
Waar je ook kijkt, zegt Pinker, overal zie je resultaten van dat geweldige, optimistische zeventiende- en achttiende-eeuwse project waarin de vooruitgang voor het eerst zo centraal werd gezet. Onze levensverwachting is sindsdien met veertig jaar gestegen. We zijn gezonder, rijker en veiliger dan ooit, 142 landen zijn gestopt met het opleggen of uitvoeren van de doodstraf en elke acht maanden komt er nu een land bij dat het huwelijk openstelt voor iedereen. Meer dan de helft van de wereldbevolking woont in een democratie, nooit eerder stonden zorg om de natuur en het milieu zo hoog op elke politieke agenda.
Niet minder dan zestien van de 23 hoofdstukken van Verlichting nu staan vol grafieken die laten zien hoe die vooruitgang zich tot op de dag van vandaag voltrekt. Minder analfabetisme, minder armoede, minder huiselijk geweld, minder kosten voor elektriciteit, minder homofobie, minder hongersnoden, minder oorlog, minder oorlogsdoden, minder infectieziekten, minder kindersterfte, minder moedersterfte, minder moordpartijen, minder doden door natuurrampen, minder fatale ongevallen, minder ontbossing, minder verlies van olie op zee, minder racisme, minder seksisme, minder executies, minder gewerkte uren, minder vliegtuigongevallen, minder kinderarbeid, minder uitstervende diersoorten.
Minder, minder en minder, maar vooral ook méér. Een hoger IQ, langere levensverwachting en grotere beschikbaarheid van voedsel. Meer liberale waarden, meer respect voor mensenrechten, meer rijkdom, meer bescherming van natuurgebieden, meer jachtverboden, meer reizen, meer toerisme, meer en beter onderwijs, meer besteedbaar inkomen, meer vrije tijd… de lijst is eindeloos.
Pinker is moedig. Hij haalt zich niet alleen de razernij op de hals van rechtse populisten, alarmistische milieutypes en radicale gelovigen, unisono waarschuwend voor het naderende Armageddon. Ook graaft hij diep onder de voeten van veel linkse intellectuelen. Want nogal wat ‘progressieve’ denkers hebben, aldus Pinker, juist een enorme schurft aan progressie. Wanneer ze het hele concept al niet ontkennen, dan maken ze wel een fors voorbehoud met woorden als ‘naïef’ optimisme, ‘blind’ vertrouwen in de toekomst of ‘geloof’ in de vooruitgang. Pinker noemt hen ‘progressofoben’. En de meest zwartgallige onder de progressofoben is de Britse filosoof John Gray. In het Britse tijdschrift New Statesman besprak hij Pinkers boek woedend als een ‘stripalbum’ vol ‘primitief sciëntisme’. ‘Verlichting nu’,schreef Gray, ‘is niet meer dan een rationalistische preek, afgestoken tijdens een kerkdienst voor weifelende zielen.’
Ook niet-populistische, niet-nationalistische, niet-religieuze, niet-milieualarmistische en niet-linkse intellectuele lezers zullen zich achter de oren krabben. Als ze de krant openslaan, luisteren naar Radio 1 en kijken naar het NOS Journaal is er immers maar één conclusie mogelijk: nog nooit stonden we er zo beroerd voor. Als we de 21ste eeuw overleven, mogen we in onze handjes knijpen.
Niet zonder reden willen romantici als Thierry Baudet terug naar de negentiende eeuw. Naar de tijd waarin iedereen piano speelde, naar Puccini luisterde en Rilke las. Een tijd die Stefan Zweig nog omschreef als ‘de gouden eeuw van de zekerheid’. En dan komt die Pinker zomaar vertellen dat we er nog nooit zo goed voor stonden als vandaag. Of de man leeft onder een steen, of hij heeft een verborgen agenda. Weten we immers niet allemaal dat pessimisten belezen profeten zijn, terwijl je optimisten vooral terugvindt onder handige scharrelaars die je iets willen verkopen? In 1828 wees John Stuart Mill er al op. ‘Niet de man die hoopt terwijl anderen wanhopen, wordt bewonderd als een wijs man. Dat is de man die wanhoopt terwijl anderen hopen.’
En daar blijft het niet bij. Als de optimist al niet wordt weggezet als een wegkijkend ontkenner van de ondergang, dan is hij wel een ijskonijn, ongevoelig voor al het leed in de wereld. Hoe haalt hij het anders in zijn hoofd om te verkondigen dat de wereld er beter voor staat dan ooit, wanneer, as we speak, in Saoedi-Arabië homo’s worden opgehangen, in de Amazone duizenden woudreuzen tegen de vlakte gaan en in de Centraal-Afrikaanse Republiek kinderen sterven om geen enkele andere reden dan dat ze te arm zijn om te leven?‘Vliegtuigen vervoerden in het hele jaar 2017 vier miljard mensen. Ruim de helft van de wereldbevolking. En niet één verongelukte’
Ook ik loop gevaar me belachelijk te maken. Dat realiseer ik me wanneer Pinker ergens een studie aanhaalt over het bespreken van boeken. Volgens die studie worden recensenten als meer competent gezien als ze een boek in de pan hakken dan als ze het prijzen. Maar ik waag het erop en stel dat Pinker het in zijn overweldigende boek wel degelijk bij het juiste eind heeft. Daarbij ga ik ervan uit dat zijn statistieken kloppen. Want het draait om statistiek. Iedereen die zich uitspreekt over de vraag hoe we er vandaag voor staan, ontkomt niet aan het tellen, nu en toen, van mensen in armoede, van oorlogsdoden, van uitstervende diersoorten of aantallen vrouwen in parlementen. En al tellend lijkt er maar één conclusie mogelijk: de wereld kan dan nog wel slecht zijn, tegelijkertijd is zij beter dan ooit. En juist kennis van deze vooruitgang kan ons inspireren om nog een tandje bij te zetten.
Want dáár is het Pinker om te doen. Alleen wanneer we het heden met koele blik vergelijken met het verleden kunnen we vaststellen wáár voor- of achteruitgang is geboekt en, vooral, hóe die werd geboekt. Die kennis kunnen we dan weer gebruiken om nieuwe stappen te zetten, problemen op te lossen en de vooruitgang opnieuw te voeden.
Adam Smith, een van Pinkers Verlichtings-helden, wist het al: het is minder interessant om armoede te bestuderen dan rijkdom. Arm waren mensen altijd al en het komt erop aan die armoede op te heffen. Hoe lukt zoiets nu beter dan door te bestuderen hoe rijke mensen, rijke volken of rijke landen dat kunstje hebben geflikt? Karl Marx dacht er overigens niet veel anders over toen hij zijn grote studie tegen armoede Das Kapital noemde.
Om huidige en toekomstige problemen op te lossen hebben we zowel de inspiratie nodig dat we daartoe in staat zijn als de kennis om er daadwerkelijk aan te werken. Hoe indrukwekkend de vooruitgang ook mag zijn, er is nog heel wat werk te verzetten. En de allergrootste uitdaging is de honger en armoede van de laatste honderden miljoenen die in Afrika of Azië nog niet van de vooruitgang profiteren, gevolgd door de klimaatverandering die dit aantal arme en hongerige mensen opnieuw dreigt te vergroten. Pinker pleit dan ook voor een ‘verlicht milieuactivisme’ dat de feiten onder ogen ziet, of die nu hoopvol of alarmerend zijn. ‘En één set feiten is zonder meer alarmerend: het effect van broeikasgassen op ons klimaat. (…) De mensheid heeft nog nooit een probleem van deze omvang onder ogen moeten zien’, schrijft Pinker; waarna hij een gedetailleerde opsomming geeft van de meest rationele oplossingen voor de klimaatverandering: het beprijzen van de CO2-uitstoot, kernenergie en het wegzuigen van CO2 uit de atmosfeer door massale herbebossing van de aarde.
Een van de meest fascinerende vragen die bij het lezen van Verlichting nuopkomen, is waarom we de vooruitgang niet zien. Althans, waarom we hem misschien wel zien, maar we hem amper tot ons door laten dringen. Een eerste antwoord wijst dus op de alomtegenwoordige media met hun constante focus op het onverwachte, het dramatische en het uitzonderlijke. Zo vervoerden passagiersvliegtuigen in het hele jaar 2017 maar liefst vier miljard mensen. Dat was meer dan de helft van de wereldbevolking. En niet één passagier verongelukte. Al die vier miljard mensen landden veilig op hun plaats van bestemming. Nog nooit was vliegen zo veilig als in 2017. Toch vond niet één Nederlandse krant dit feit belangrijk genoeg om er een bericht van te maken. Dat was wel anders toen eind november 2018 een toestel van de Indonesische maatschappij Lion Air crashte, waarbij 189 mensen om het leven kwamen. Meer dan zevenhonderd keer schreven de Nederlandstalige kranten over de ramp. Geen wonder dat één op de drie mensen nog steeds niet durft te vliegen.
Hetzelfde journalistieke mechanisme zorgde ervoor dat het in de oudjaarsoverzichten van eind december uitgebreid ging over bosbranden in de VS, het ongeval met de Stint in Oss en de moord op journalist Khashoggi, terwijl niemand iets schreef over de fors dalende kindersterfte (in 2018 stierven 230.000 kinderen minder dan in 2017) of de nog sneller afnemende extreme armoede (92 miljoen minder straatarme mensen dan in 2017). Waren de media vroeger dan minder pessimistisch? Volgens de Amerikaanse wetenschapper Kalev Leetaru waren ze dat inderdaad. Onderzoek naar de tone of voice van Engelstalige kranten en wereldwijde radio-omroepen laat zien dat de media sinds de jaren tachtig inderdaad heel wat negatiever zijn gaan berichten.
Niet alleen de media, ook veel politici en goede doelen wijzen louter op problemen. Een rechtse politicus die ronduit vertelt dat we het volgens de sterk dalende criminaliteitscijfers prima doen in de misdaadbestrijding kan zijn werkkamer alvast beginnen te ontruimen. En dat geldt natuurlijk ook voor zijn linkse collega wanneer deze naar waarheid zou melden dat de afgelopen honderd jaar het aantal klimaatdoden met 98 procent is gedaald. En de eerste milieuorganisatie die opgetogen meldt dat we er steeds beter in slagen om zoogdieren te beschermen omdat er sinds 1970 nog maar drie zijn uitgestorven – een muis en een vleermuis in Australië en een gazelle in Saoedi-Arabië – moet nog worden opgericht.
Het gegeven dat politici, ngo’s en media vrijwel altijd focussen op wat fout gaat of fout kán gaan, komt natuurlijk niet uit de lucht vallen. Ze sluiten daarmee nauw aan bij de vooronderstellingen van hun kiezers, donateurs en lezers. We zijn inmiddels zo in de ban van wat de Fransen déclinismenoemen dat we nog maar amper geloven dat de meeste trends de andere kant op wijzen. En ja, natuurlijk klikken we liever op een filmpje van een neerstortend vliegtuig dan op een filmpje van een rustig landend exemplaar. Die behoefte lijkt dan weer geworteld in onze evolutie. Onze voorouders waren om begrijpelijke redenen meer geïnteresseerd in het zeldzame gebrul van een hongerige beer dan in het dagelijkse getok van hun kippen.
Zo zijn er wel meer psychologische factoren die ons weerhouden van een realistisch wereldbeeld. Onze somberheid is inmiddels zo dramatisch dat we zelfs de toekomst als een bedreiging gaan zien. Hoe vaak lezen we niet dat we onze huizen, onze landbouw of onze pensioenen ‘toekomstbestendig’ moeten maken?
In zekere zin heeft John Gray natuurlijk gelijk, want Pinker is een missionaris. Een kruisvaarder ter verdediging van rede, wetenschap en humanisme. En in een tijd dat het wantrouwen daarin sterk toeneemt, is dat een kwestie van hard werken. ‘Hoop te houden in onze wereld doet zowel een zwaar beroep op onze intelligentie als op onze energie’, schreef de Britse filosoof Bertrand Russell in zijn autobiografie. ‘Bij degenen die wanhopen, is het doorgaans de energie die ontbreekt.’