
De strijd tegen honger en de strijd tegen klimaatverandering gaan niet goed samen. Dat moet beter. [Volkskrant 20 september 2018]
Honger neemt weer toe. En dat is het slechtste nieuws in tijden. Mensen die ondervoed zijn, kunnen minder hard werken, denken en studeren. Hun lichaam en geest raken niet vol-groeid. Tien miljoen mensen sterven jaarlijks omdat ze te arm zijn om te leven. In 2017 hadden bijna 821 miljoen mensen honger. Dat waren er 37miljoen meer dan in 2015, blijkt uit een recent rapport van een aantal VN-organisaties.
Enkele jaren lang dachten we nog dat honger rond 2030 de wereld uit zou zijn. In 1990 was 19 procent van de wereldbevolking ondervoed, en in 2015 was dat percentage gedaald tot 10,6 procent. Helaas zitten we nu weer op 10,9 procent. En er is niemand die weet of het een tijdelijke hobbel is of dat de tendens structureel de verkeerde kant uit buigt. Juist in Afrika ging het beter: sinds 1990 halveerde hier het percentage hongerigen. Nu rukt juist in Afrika de honger weer op. In Azië en Latijns-Amerika zette de daling verder door.
Het VN-rapport komt ook met verklaringen. Een van de belangrijkste is de toename van extreem weer. Boeren worden vaker getroffen door overstromingen en droogten, waardoor ze minder voedsel produceren dan nodig is om de bevolking te voeden. In veel Afrikaanse landen ontbreekt het aan de technologie die de landbouw in rijke landen zo weerbaar maakte. Aan irrigatie, drainage, kunstmest, aan gewasbeschermingsmiddelen, aan vervoer- en opslagsystemen en aan zowel droogte- als waterbestendige plantenrassen.
In de toptien van landen die de meeste ontwikkelingshulp ontvangen, staan nu nog maar twee Afrikaanse landen
Wil Afrika de honger weer terugdringen, dan zal ook Afrika zich los moeten maken van de nukken van het klimaat. Het VN-rapport constateert dat stevig moet worden ingezet op ‘klimaatadaptatie’ om landbouw ‘klimaatbestendig’ te maken. En wij, rijke westerse landen, zouden er alles aan moeten doen om deze klimaatbestendigheid in Afrika te bevorderen. En dat kan door zowel maatregelen achterwege te laten die Afrika daarin belemmeren als door Afrikaanse landen met meer ontwikkelingshulp te steunen.
Maar op beide terreinen zijn we nalatig. Zo geven rijke landen op dit moment weliswaar meer ontwikkelingshulp dan ooit, maar gemiddeld is het nog steeds niet meer dan 0,31 procent van onze nationale inkomens. En daarvan geven we maar eenvijfde uit in de armste, doorgaans Afrikaanse landen. In de toptien van landen die de meeste ontwikkelingshulp ontvangen, staan nu nog maar twee Afrikaanse landen: Ethiopië en Kenia. De rest gaat vooral naar oorlogslanden in het Midden-Oosten. Daarbovenop blijft een groeiend deel van het ontwikkelingsbudget in het eigen land en wordt ingezet voor het opvangen of tegenhouden van migranten.
We moeten ook nog investeren in fossiele energie en CO2-vrije kernenergie
Bovendien belemmert het Westen het Zuiden in het terugdringen van de honger. Dat doen we onder meer door onze weigering om volop te investeren in het grootschalig opwekken van energie. Want zonder veel betrouwbare, constante en goedkope energie is er ook geen irrigatie of productie van kunstmest.
Wil Afrika zich ontwikkelen, dan heeft het twintig tot dertig keer méér energie nodig dan het vandaag gebruikt. We moeten dan ook niet alleen investeren in energie uit zon en wind, maar voorlopig ook nog in fossiele energie en, bij voorkeur, in CO2-vrije kernenergie.
Maar aangejaagd door de vrees voor klimaatverandering zetten grote spelers als de VN en de Wereldbank steeds meer in op energie uit zon, wind en kleinschalige waterkrachtcentrales. Zo wil het aan de VN gelieerde Sustainable Energy for All (SEforALL) iedereen in 2030 van schone energie voorzien, wat het definieert als minimaal vier uur stroom per dag, twee lampjes en een telefoonoplader. Dat is meer dan niets, maar de honger zullen we daar niet mee bedwingen.
Vooralsnog gaan de strijd tegen klimaatverandering en de bestrijding van honger niet goed samen. Dan kan en moet anders. Door andere prioriteiten te stellen. Door concrete honger nú een groter probleem te vinden dan mógelijke honger over vijftig jaar. En door te investeren in moderne energie, zelfs wanneer deze modernisering gepaard gaat met meer uitstoot van CO2.