
Ik schrijf graag opiniestukken over de vooruitgang die we wereldwijd en op tal van terreinen boeken. Daarbij richt ik me op grote problemen als armoede, ziekte, geweld en klimaatverandering. Steeds doe ik dat onder het motto: ‘De wereld is beter dan hij ooit was, maar hij is ver van volmaakt. Het is aan ons om hem nog een stuk beter te maken.’
Je zou verwachten dat mijn verhalen met blijdschap worden ontvangen. Voor veel lezers is dat ook zo. Ze lezen graag dat er niet alleen veel ellende is, maar dat we ook iets aan die ellende doen – en dat we, ondanks alles, stapje voor stapje, grote problemen lijken op te lossen. Deze lezers reageren met persoonlijke berichten aan mij of met duimpjes onder mijn artikelen op sociale media.
Maar er is ook een kleine groep die zich vreselijk ergert. Sommigen sturen woedende brieven naar de kranten die mijn stukken plaatsen. Anderen nemen contact op met de opinieredacties met het verzoek om geen stukken van ‘die meneer Bodelier’ meer te plaatsen. Wie anders denkt dan zij, mag volgens hen geen platform krijgen.
Zij zijn doorgaans zo pessimistisch over de wereld waarin we leven, dat de vooruitgang die ik beschrijf niet meer dan een verzinsel kan zijn – gebaseerd op selectief winkelen in obscure data. Bovendien vrezen ze dat lezers van mijn stukken zó tevreden raken over de geboekte vooruitgang, dat ze geen vinger meer uitsteken om de wereld verder te verbeteren. Alsof mensen die maandelijks worden overspoeld door duizenden rampberichten, na één artikel van mij lui achterover gaan leunen.
Ik heb geleerd mijn critici onder te verdelen in drie categorieën. De eerste categorie betreft de oprechte criticus die je onomwonden met zijn visie op de zaak confronteert. De tweede categorie bestaat uit critici die eerst een stroman van je maken om deze vervolgens fel aan te vallen. De derde soort houdt zich ver van de feiten, en probeert jou als persoon in discrediet te brengen. Hij of zij werkt uitsluitend met ad hominem-argumenten.
De eerste categorie critici neem ik serieus; zij zetten mij aan het denken, van hen kan ik veel leren. De tweede lees ik met verwondering – wat moet je met een stroman die jouw naam draagt? De derde soort, de aanvaller die niet op de bal speelt maar op de man, maakt me – hoe vreemd het ook klinkt – dankbaar. Want door zijn gebrek aan inhoudelijke argumenten voel ik me gesterkt in de mijne.
In dit stuk licht ik deze drie categorieën toe aan de hand van drie reacties die ik recent kreeg op een opiniestuk dat ik schreef voor Trouw. De uitverkoren auteurs zijn Ted van Gaalen, Timon de Jong en Kees Klomp.
De kop boven mijn stuk luidde: ‘We zijn welvarend en gezond, met dank aan fossiele brandstof’. Daaronder stond deze samenvatting van mijn boodschap: ‘De vooruitgang van de afgelopen anderhalve eeuw is de klimaatverandering waard – als we die tenminste onder controle krijgen. Ralf Bodelier ziet tekenen van hoop.’
De redelijke kritiek
Een redelijke en oprechte kritiek kwam van Ted van Gaalen uit Nijmegen. Deze werd geplaatst in de brievenrubriek van Trouw. Van Gaalen schreef het volgende:
“In Trouw van 15 mei benoemt Ralf Bodelier de voordelen van fossiele brandstoffen voor de mensheid. Hij weerlegt Tommy Wieringa die hem een onnozel geloof in wonderen verwijt. Fossiele brandstoffen brachten welvaart, nadelen tackelen we steeds beter, ga vooral zo door. Geen woord over onherstelbare verliezen die met deze winst gepaard gingen. Ecosystemen zijn verpest of verdwenen. In de atmosfeer: overal sporen van één soort: de mens. De bodem: vergeven van pfas. Nu moeten oceanen gaan bijdragen aan de ‘vooruitgang’ van de enige levensvorm die er toe doet. Maar onze ‘rijkdom’ leidt tot enorme verarming, en we weten niet eens wat we kwijt zijn. De vraag naar het recht van één soort om zo met een uitzonderlijke, door vele levensvormen gedeelde planeet om te gaan wordt niet eens gesteld. Een zo kritiekloos antropocentrisme, totaal blind voor de kosten ervan voor andere natuurlijke systemen, mag met recht ‘onnozel’ heten.”
Van Gaalen heeft een punt. Inderdaad beschrijf ik in mijn stuk uitsluitend de voordelen van het gebruik van fossiele brandstoffen voor de mens. Van Gaalen ontkent dat niet – en terecht. En inderdaad zeg ik geen woord over het klimaat, de natuur of andere levensvormen dan de mens. Zijn verwijt klopt dus. Dat doe ik overigens wel in andere publicaties, met name in mijn laatste boek Lang leve de mens waarin ik uitgebreid inga op milieuvervuiling, klimaatverandering en biodiversiteitsverlies.
Zou Van Gaalen mijn boek lezen, dan zal hem dat niet geruststellen. Mijn standpunt blijft namelijk expliciet antropocentrisch – en juist dat is zijn belangrijkste bezwaar. Achter dat bezwaar schuilt een lastig probleem: kunnen wij mensen wel een niet-antropocentrisch standpunt innemen? Of zijn we per definitie gebonden aan ons mens-zijn en onze menselijke blik? Vanzelfsprekend kunnen – en moeten – we proberen meer biocentrisch (alle leven telt), ecocentrisch (het ecosysteem als geheel is belangrijk) of holistisch (de natuur als geheel heeft waarde) te denken. Maar hoezeer we ons daar ook voor inspannen, we blijven gevangen in onze menselijke begrippen, taal en denkpatronen.
Ik ben er nog niet uit. Daarom is het goed dat Van Gaalen mij op dit punt aanspreekt. Zijn kritiek neem ik serieus. Ook al gebruikt hij, in navolging van Tommy Wieringa, voor mijn tekst de neerbuigende term onnozel. Gelukkig zet hij hem tussen aanhalingstekens.
Stromannen
Een tweede soort kritiek bestaat uit het opwerpen van stromannen. Wie een stroman inzet, verdraait het centrale punt van zijn tegenstander zodanig, dat hij het vervolgens makkelijk kan afserveren. Of hij pikt een klein detail uit het betoog om dat vervolgens op te blazen tot hoofdthema. De historicus Timon de Jong doet beide in zijn reactie op mijn stuk, gepubliceerd op de opiniepagina van Trouw onder de titel: ‘De markt krijgt klimaatverandering nooit onder controle‘. De Jong:
“Weinig mensen ontkennen dat de materiële welvaart in veel delen van de wereld sinds de industriële revolutie is toegenomen, zoals Ralf Bodelier schrijft in zijn stuk ‘We zijn welvarend en gezond, met dank aan fossiele brandstof’. Maar de ‘tekenen van hoop’ die hij beschrijft, dat we klimaatverandering onder controle zullen krijgen door de werking van de markt en technologische innovatie, zijn gebaseerd op historische mythes en selectieve interpretaties van het verleden.”
Aldus Timon de Jong. Mijn centrale punt was dat we in de afgelopen 150 jaar een enorme toename zagen van welvaart, veiligheid, gezondheid en geluk. Onze levensverwachting nam met maar liefst 42 jaar toe – en deze enormiteit werd mogelijk gemaakt door het gebruik van fossiele brandstoffen. De helft van mijn opiniestuk gebruik ik om deze vooruitgang inzichtelijk te maken.
De Jong reduceert dit alles tot ‘materiële welvaart in veel delen van de wereld’. Oooo? Louter ‘materiële welvaart’ in slechts ‘veel delen’? Geen fors stijgende levensverwachting in, pak ‘m beet, straatarme landen als Ethiopië en Rwanda? Geen dalende kindersterfte in Bangladesh en Nepal? Geen toename van geluk in Mauritius, Mongolië en op de Filippijnen?
Op deze grote ontwikkelingen richt Timon de Jong zich echter niet. Hij concentreert zich op enkele zinnetjes uit mijn stuk: dat kinderarbeid wereldwijd sterk gedaald is, bijvoorbeeld. (Omdat machines het werk overnamen – machines die fossiele brandstoffen gebruiken.)
De Jong wijst erop dat nog steeds 160 miljoen kinderen werken. Dat klopt. Maar hij plaatst dit cijfer niet in de context van de 1,7 miljard kinderen wereldwijd. Dan pas zie je dat 91 procent géén kinderarbeid meer verricht. En dat is een enorme vooruitgang. Want ooit was kinderarbeid volstrekt normaal. Ieder lid van een familie – de adel uitgezonderd- werkte mee om het hoofd boven water te houden. In het Engeland van de 19e eeuw zwoegde 60 procent van de jongens in fabrieken of kolenmijnen. Dat neemt allemaal niet weg dat 160 miljoen kinderen er 160 miljoen teveel zijn.
Veel van deze kinderen wonen in Sub-Sahara Afrika. 24 procent van alle Afrikaanse kinderen draait mee in het arbeidsproces. Toeval is dat niet. Omdat in dit deel van Afrika het gebruik van fossiele energie nog het minst is doorgedrongen, moet nog veel werk door lichamen worden verricht, waaronder dus heel veel door kinderlichamen. Op de continenten waar daarentegen het meest gebruik wordt gemaakt van kolen, olie en gas, in Noord-Amerika en West-Europa, is kinderarbeid met 2,3 procent het laagst.

Interessant zijn de cijfers die Timon de Jong presenteert over aantallen klimaatdoden. Hij heeft het over ‘het feit dat in 2023, in Europa alleen al, circa 47.000 mensen stierven door hitte’. Ik schrijf in mijn stuk dat in 2024 wereldwijd ‘minder dan 4500’ klimaatgerelateerde doden vielen. Over dit onderwerp is zoveel te zeggen, dat ik er binnenkort een apart artikel aan zal wijden.
Voluit verschijnt de stroman wanneer De Jong mijn standpunt verdraait tot een lofzang op de zegeningen van ‘de markt’. ‘Bodelier schrijft dat we klimaatverandering onder controle zullen krijgen door marktwerking en innovatie.’ Welnu: dat schrijf ik nergens. De woorden ‘markt’ en ‘innovatie’ komen niet eens voor in mijn stuk. Sterker nog: ik ben, net als De Jong, voorstander van stevig overheidsingrijpen. De markt werkt pas onder strenge voorwaarden.
Een stroman is moeilijk te weerleggen: je verdedigt immers niet je eigen standpunt, maar een vervormde versie ervan. Zo’n vertekening leidt af van het echte debat – en dat is jammer. Toch ben ik ervan overtuigd dat Timon de Jong voldoende in huis heeft om de volgende keer een oprechte discussie met zijn tegenstanders aan te gaan.
Ad hominem
En dan de derde categorie: de persoonlijke aanval, ofwel de drogreden ad hominem. De eer gaat naar Kees Klomp, een even radicale als en invloedrijke milieuactivist. Op LinkedIn schreef hij:
“Ecomodernisten zoals Ralf Bodelier ontwikkelen zich steeds nadrukkelijker tot een moderne versie van dorpsgekken. Ook dit relaas staat weer vol krankzinnige antropocentrische prietpraat en empirisch kersenplukken. Wat types als Bodelier maar niet schijnen te begrijpen – ondanks de letters eco voor de term modernisten – is het wetenschappelijke feit dat we natuur zijn en we daar dus niet naast of boven kunnen leven. Waarschijnlijk duiden de letters Eco dan ook meer op economie-modernisten, want het is geen toeval dat ecomodernisten zoveel weerklank vinden aan de radicaalrechtse, turbokapitalistische kant van het politieke spectrum. Aan die kant zijn ze gek op de welvaarts-fetisj van ecomodernisten en hun feitenvrije wensdenken. Ik lees Trouw al jaren met veel plezier, en heb hen laten weten dat ik niet begrijp dat ze dit opinievodje hebben geplaatst. Zelfs voor een opiniestuk is er een kwalitatieve ondergrens.”
Dorpsgek, krankzinnige prietpraat, kersenplukker, types, welvaartsfetisjist, feitenvrij wensdenken, radicaalrechts… En uiteraard heeft hij Trouw laten weten dat ze per abuis een opinievodje hebben geplaatst. Geen woord over de inhoud van mijn stuk, dat vol staat met data en feiten. En waar het woord ecomodernisme niet in voorkomt.
Een ad hominem-aanval richt zich nooit op het betoog, maar op de persoon. De bedoeling is vaak om iemand uit het debat te verwijderen en het woord te ontnemen – wat tegenwoordig ‘cancellen’ of ‘deplatforming’ heet. Ook leidt het de aandacht af van de inhoud. En hoewel ik niet in Klomps hoofd kan kijken, vermoed ik dat dat precies zijn bedoeling is.
Toch ben ik blij met Kees Klomp. Graag citeer ik Nassim Nicholas Taleb uit The Black Swan: “Een ad hominem-aanval op een intellectueel – en niet op zijn idee – is eigenlijk een compliment. Het betekent dat de ander niets intelligents te zeggen heeft over jouw boodschap.”
Kortom: dank je wel, beste Kees Klomp. Dank voor je moeite, dank voor je compliment. Blijf me vooral volgen.