Nu, na bijna dertig jaar, begint de schaamte eindelijk te verdwijnen. Natuurlijk, ik was nog jong, onbesuisd en vol lege opwinding. Zij heette Milou en mijn God, wat was ze knap.
[12 juli 2014, debezieling.nl]
Milou lachte me toe via de televisie, terwijl ze voor de Katholieke Radio Omroep een programma presenteerde dat ‘Er is meer tussen Hemel en Aarde’ heette.
Elke donderdag zat ik tegen negenen al voor de buis, terwijl zij pas klokke tien naar me lachte. En elke vrijdag pijnigde ik mijn hersens hoe ik haar te spreken, te ruiken en wie weet, zelfs te voelen kon krijgen.
Ethisch verantwoordde journalistiek was het niet, maar één telefoontje naar het Bisdomblad Breda [hebben jullie interesse in een interview met Milou?] en een tweede naar Hilversum [mag ik mevrouw Van Spang interviewen voor het Bisdomblad?], opende deuren die anders potdicht zouden blijven.
En zo reisde ik, met een buik vol spanning naar de KRO-studio waar ze me stralend ontving en hoffelijk al mijn vragen beantwoordde.
En mijn hart stond stil. Haar zachte bruine ogen, dat piekhaar, die stralende lach. Ach Milou.
Het contrast tussen de mondaine televisiepersoonlijkheid en de provinciale journalist had niet groter kunnen zijn. Hoe gracieus waren haar slanke handen en hoe dik de nerveuze vingers waarmee ik mijn cassetterecorder probeerde aan te zetten? Hoe lomp staken mijn vetleren schoenen af tegen haar oranje pumps?
Hakkelend en zwetend, zocht ik anderhalf uur lang naar een mogelijkheid om het gesprek in de persoonlijke sfeer te trekken. Maar poging na poging liep dood op haar sierlijke weigering. Pas veel later drong het tot me door dat mijn zorgvuldig verborgen agenda voor haar al meteen een open boek moet zijn geweest.
Elegant pareerde ze tenslotte mijn uitnodiging om ergens iets te gaan drinken. En op de vraag of ze nog op vakantie ging, antwoordde ze, ongetwijfeld om van het gezeur af te zijn, dat ze die zomervakantie met een vriendin in Les Landes aan het strand ging liggen.
In een klap deed haar gereserveerde houding er niet meer toe. ‘Een vriendín’ zong haar stem, terwijl ik alweer in trein naar het zuiden zat. Betekende dat niet, dat er nóg geen man in haar leven was? Was dit geen uitnodiging tot verdere actie? Tot een brief waarin ik mijn verliefdheid ronduit bekende? Die brief ging twee dagen later op de bus. Samen met een eerste versie van het interview, kleverig van aanbidding. Ach Milou.
Het is bijna dertig jaar geleden, maar een heel enkele keer word ik ’s nachts nog wel eens wakker met rode oren van schaamte. Dan besef ik dat ik weer over haar heb gedroomd. Over Milou.
Zij ligt aan het strand van Les Landes, leest mijn brief en ze lacht. Ze lacht tot de tranen over haar wangen stromen.
Voorlopig is dit mijn laatste column voor DeBezieling.nl.
Het interview met Milou van Sprang was het eerste journalistieke stuk dat ik ooit schreef.