Er is weer hongersnood in Afrika. Maar het wordt de uitzondering op de regel. Want honger neemt fors af, zegt Ralf Bodelier.
En zo is er weer hongersnood in Afrika. 28 miljoen mensen in het oosten van het continent hebben nu al te weinig te eten en de komende maanden wordt het alsmaar erger. De boosdoener is El Niño, een afwijking van het klimaat die zich eens in de zes jaar voordoet en waardoor grote droogtes of enorme overstromingen kunnen ontstaan. Dit keer heeft El Niño zich van haar vervelendste kant laten zien.
Langzaam maar zeker dringt de ellende nu ook door in de Friese huiskamers. Hulporganisaties als het Rode Kruis vragen ons opnieuw om te doneren. Maar we zijn er ook een beetje klaar mee. Hoe lang zien we nu al die door hitte geblakerde akkers, tot op de ribben vermagerde koeien en kinderen met hongerbuikjes? Sommigen staan nog de gruwelijke beelden van Ethiopië uit de jaren ‘80 op het netvlies. De meesten herinneren zich nog de honger in de Hoorn van Afrika in 2011. Het lijkt daar maar niet beter te gaan. Velen twijfelen of we weer moeten geven. Is het geen water naar zee dragen? Staan ze volgend jaar niet wéér op de stoep? Zal het ooit beter gaan?
Het zijn lastige vragen, want niemand weet hoe de dag van morgen eruit zal zien. Maar één ding weten we wel: ondanks de tragische beelden op televisie en in de krant, is het aantal hongersnoden enorm afgenomen. Een hongersnood, zoals in communistisch China rond 1960, waarin naar schatting meer dan 40 miljoen mensen stierven, kwam sindsdien niet meer voor. De huidige hongersnood is eerder uitzondering en zeker niet de regel. En nu verwacht ook niemand dat alle 28 miljoen mensen om het leven komen. Er zijn vandaag teveel mensen, wereldwijd, bezig om deze hongersnood te bestrijden. Maar ook twee, een of een half miljoen doden zijn er natuurlijk veel te veel.
De daling in aantallen doden door hongersnoden is spectaculair. In 1950 telde de wereld ongeveer twee miljard mensen. In die tijd stierven jaarlijks gemiddeld zo’n 18 miljoen mensen in een hongersnood. Op dat moment was dat dus 1 op de 105 wereldburgers. Vervolgens zette de daling in.
In de jaren ‘80 kwamen jaarlijks nog 2 miljoen mensen om in hongersnoden. Op de 4,8 miljard mensen van dat moment, was dat 1 op de 2.400 mensen. En de daling zette door, zeker toen in 1989 een einde kwam aan het communisme. Tijdens de laatste grote hongersnood, in de Hoorn van Afrika in 2011, stierven rond de 200 duizend mensen. Op een wereldbevolking van 6,8 miljard was dat 1 op de 34.000 en een daling van honderden procenten ten opzichte van 1950.
Hongersnood is iets anders als ondervoeding. Ondervoeding betekent dat mensen niet genoeg te eten hebben om een gezond en fatsoenlijk leven te leiden. Een hongersnood komt, doodt en gaat. Ondervoeding is een probleem dat hele generaties verziekt. Op dit moment zijn wereldwijd zo’n 780 miljoen mensen ondervoed, waarvan twee-derde in Azië woont en dan vooral in India. 780 miljoen mensen op 7,4 miljard wereldburgers, dat is ongeveer 9 procent van de wereldbevolking. Maar ook hier gaat het beter. Een halve eeuw geleden was nog 50 procent van de wereldbevolking ondervoed.
We gaan, kortom, de goede kant op. Maar we zijn er nog niet. Zolang nog mensen honger lijden, kunnen we niet achterover leunen. Gelukkig worden de problemen alsmaar overzichtelijker en beter op te lossen. En hoe lastig het ook is om de toekomst te voorspellen, ik zou er toch op willen gokken dat we over tien, twintig jaar van de honger af zijn. Laten we daarom niet wegzakken in moedeloosheid en scepsis. Laten we blijven geven. Nog een, twee of drie keer. Hopelijk is honger daarna geschiedenis.