Ook al kunnen we niets veranderen aan het geweld in Syrië, we hoeven ook niet machteloos toe te kijken. [Brabants Dagblad, 24 september 2013]
Binnenkort is het twintig jaar geleden dat in Rwanda een miljoen Tutsi en gematigde Hutu werden uitgemoord. Wat volgde was een stroom van twee miljoen vluchtelingen richting buurland Congo. Het was deze uittocht van ontheemden die leidde tot een volgende oorlog. Deze ‘Congolese burgeroorlog’ eiste nogmaals het leven van vier miljoen mensen.
De wereld had veel van dit drama kunnen leren. Onder meer dat je vluchtelingen zó op moet vangen dat de toestroom dragelijk blijft voor de landen waarin zij terecht komen. Want de vlucht van honderdduizenden mensen die aan alles gebrek hebben, die bang zijn en boos, die worstelen met trauma’s en verlies, die mag je niet op zijn beloop laten. Iemand moet hen veiligheid, verzorging en onderdak verschaffen, zodat het leven in het gastland zo normaal als mogelijk door kan gaan.
Op dit moment ontvluchtten opnieuw twee miljoen mensen het geweld in een land. Dit keer is het Syrië. Binnen Syrië zelf zijn nog eens 4,5 miljoen mensen op de vlucht. Een kwart van de bevolking van het 22,5 miljoen mensen grote land is dus van huis en haard verdreven. Omgerekend naar Nederlandse schaal, betekent dat het op drift raken van de complete bevolking van de provincies Limburg, Zeeland en Noord-Brabant.
De twee miljoen vluchtelingen die de grens oversteken worden opgevangen in de regio. En het belangrijkste aankomstland in die regio is Libanon, een land van vier miljoen inwoners, dat er plotseling 700 duizend Syriërs bij kreeg. Dat is, opnieuw omgerekend naar Nederlandse maatstaven, alsof de helft van Denemarken plots in ons land neer zou strijken.
De komst van zo’n immense groep ontheemde mensen, veroorzaakt ook immense spanningen. Huren schieten omhoog, goederen worden schaars en de werkloosheid onder de oorspronkelijke bevolking stijgt omdat arbeid nu voor weinig geld wordt aangeboden. Bovendien groeit de kans op gewelddadige conflicten. Want de spanningen tussen verschillende groepen blijven niet in Syrië achter, net zo min ze in ’94 achterbleven in Rwanda. Zouden de Verenigde Staten alsnog overgaan tot bombarderen, of zouden de rebellen weer terrein winnen op het leger van Assad, dan veroorzaakt dat een nieuwe stroom vluchtelingen, ditmaal uit het kamp van Assad zelf. Zeker in het politiek en religieus brandbare Libanon, zal het op elkaar botsen van beide groepen vluchtelingen uiterst gewelddadig zijn.
Wij, gewone burgers, kunnen het verloop van de oorlog in Syrië niet beinvloeden. Maar we hoeven ook niet machteloos toe te kijken hoe het conflict zich verder over het Midden-Oosten verspreid. Iets waar we wél invloed op hebben, is de opvang van vluchtelingen, in Nederland, maar vooral in de regio zelf. Wij kunnen er voor zorgen dat er huisvesting is, dat er klinieken staan, dat er water en sanitair wordt aangelegd, dat mensen aan voedsel kunnen komen en dat kinderen naar school kunnen. Daarmee maken we niet alleen een verschil in leven en dood voor honderdduizenden mensen, daarmee voorkomen we ook een nieuwe golf van geweld.
Het probleem is inmiddels zo enorm, dat er ook enorm veel geld nodig is. En dat geld is er bij lange na niet. De landen die vluchtelingen opvangen –Turkije, Libanon en Jordanië- hoesten vanzelfsprekend het meeste geld op. Daarbuiten zijn op dit moment de Verenigde Staten met 600 miljoen euro en Groot-Brittannië met 410 miljoen, de grootste donoren van vluchtelingenorganisaties. In het Midden-Oosten lijkt dat Saudi-Arabië met bijna 190 miljoen. De Nederlandse overheid daarentegen steunde organisaties die zich om de Syrische vluchtelingen bekommeren met 59 miljoen euro. Ook dat is een mooi bedrag, maar omgerekend naar zes miljoen ontheemden is het niet meer dan 9 euro per vluchteling. Dat is ongeveer de prijs van twee dagen eten.
Ook wij zullen simpelweg veel meer moeten gaan geven. Zowel als particulieren én als Nederlandse overheid.
De burger die iets wil betekenen voor een Syrische vluchteling laat wekelijks één film, één kroegbezoek of één nieuw kledingstuk schieten en steunt met het uitgespaarde geld een hulporganisatie. Een overheid die haar verantwoordelijkheid neemt, haalt de verkoop van enkele afgeschreven F16 gevechtsvliegtuigen naar voren en stelt nog eens 59 miljoen euro beschikbaar. Een uitzonderlijke noodsituatie vereist nu eenmaal uitzonderlijke maatregelen.
Ralf Bodelier leidt het Wereldpodium in Tilburg. Op 26 september organiseert het Wereldpodium een grote avond over Syrië, met onder meer Joris Voorhoeve en Tineke Ceelen.