Ralf Bodelier. Volzin, januari 2018
Klimaatverandering, Terrorisme, Trump. 2018 wordt geen vrolijk jaar. Het ondergangsdenken zit er goed in. Volgens onderzoek denkt meer dan zestig procent van de Westerse bevolking dat we zoetjesaan naar de Filistijnen gaan. In Frankrijk zijn ze er het slechts aan toe. Maar drie procent van alle Fransen ziet nog licht in de duisternis; 81 procent bekent zich volledig tot het pessimisme.
Halverwege de vorige eeuw geloofden wij nog in de ‘piramide van Maslow’. Psycholoog Abraham Maslow (1908-1970) ontwierp het model om de ontwikkeling van individuele mensen te schetsen. Velen zagen in de piramide ook de ontwikkeling van de mensheid.
Ooit, in een primitieve wereld verlangden mensen louter naar voedsel, kleding, onderdak en seks, gevolgd door de behoefte aan veiligheid, orde en stabiliteit. Vervolgens wilden mensen ergens bij horen en zochten zij liefde en geborgenheid. Daarna ontstond het verlangen om dat te doen wat zij als zinvol ervaren. Als laatste is er de behoefte daar nog bovenuit te stijgen, om ons zelf te transcenderen tot nog betere, slimmere en hulpvaardigere mensen.
Natuurlijk: ook een analfabete arme sloeber probeert te transcenderen tot een beter mens, net zoals de hoog opgeleide rijkaard doet aan seks. Maar terwijl kennissen van mij op het uitgestrekte platteland van het Afrikaanse Malawi hun dagen vullen met het zoeken naar brandhout, water en voedsel, kan ik het me veroorloven naar Monteverdi te luisteren, dit essay te schrijven en me voor deze kennissen in te zetten.
Kunnen we nu ook iets zeggen over de mensheid als collectief? Wáár in Maslows piramide bewegen we ons anno 2018? Zijn we met zijn allen nog steeds op weg omhoog? Of zijn we alweer op de weg terug, de afgrond in?
2500 jaar terug, Bijbelse tijden
Hoe laag we ooit in Maslows piramide stonden, lezen we in de Bijbel. De Bijbelse tijden zijn nog zo gewelddadig, zo hongerig en zo ziek, dat we ons er vandaag geen voorstelling meer van kunnen maken. Het klimaat is een drama. Mensen worden bezocht door hongersnoden, zondvloeden, ‘vurigheid, hitte en droogte’. Het wemelt er van ziektes. Van de pest, lepra, zweren en korsten. Er heersen dysenterie en krankzinnigheid; pestilentiën, tering en koorts. In Deuteronomium 28 worden mensen doorlopend geslagen met ‘zweren van Egypte’, met ‘droge schurft’ en met ‘krauwsel waarvan niemand geneest’. En nooit houdt het op. ‘Dag in, dag uit, zult u worden uitgebuit, er is niemand die u komt redden’. De nood ‘zal zo hoog stijgen dat u uw zonen en dochters zult eten – uw eigen vlees en bloed.’
Bijbelse leiders zijn massamoordenaars. Wanneer David dingt naar de hand van Michal, verlangt haar vader, Koning Saul, een bruidsschat van honderd voorhuiden van Filistijnen. David slacht dubbel zoveel Filistijnen af en brengt Saul een kom met tweehonderd voorhuiden. Wanneer Mozes ontdekt dat zijn volk danst om een gouden kalf, laat hij 3000 mannen, vrouwen en kinderen vermoorden. Een vergelijkbaar aantal mensen als in New York omkwam bij de aanslagen op het WTC; met dat verschil dat al deze Israëlieten één-voor-één moeten worden doodgestoken door hun eigen broers, mannen en vaders.
Eeuwen later vertelt Paulus in zijn brief aan de Korintiërs over het leven in eerste christelijke gemeenschappen. ‘Prijzen wij ons aan door ons ons uithoudingsvermogen, in verdrukkingen, ontberingen, rampen, afranselingen, gevangennemingen, rellen, arbeid, slapeloze nachten en honger.’
Als ons in deze tijd nog iets aan de Bijbelse wereld herinnert, dan is het wel het door IS gestichte kalifaat in Syrië en Irak. De onthoofdingen, de kruisigingen, de massamoorden. De wrede onderwerping van vrouwen, het tot slaaf degraderen van Jezidi’s…
Na 9/11 en de daaropvolgende Arabische Lente, greep het gajes zijn kansen. De duivel, die, zoals bekend, eeuwig wacht op zijn kans, wist zich weer eens door de spleten en kieren van de beschaving heen te dringen en zijn slag te slaan. Maar we moeten ons niet laten misleiden. Ook al wil IS ons doen geloven dat zij de ware islam is en dat achter zich in elke moslim een potentiele terrorist verschuilt, het is propagandistisch gestook. Net als de christelijke wereld, verkeert ook de wereld van de islam niet meer in Bijbelse sferen.
Ook ditmaal verloor de duivel. Amper opgemerkt in het Westen, neemt de Arabische wereld in hoog tempo afscheid van het radicalisme. Volgens de laatste ‘Arab Barometer’ is er een spectaculaire daling in de steun voor de sharia in Libanon, Marokko Egypte. De kroonprins van Saudi-Arabië is van zins vrouwen toe te staan om auto te rijden, te werken en in het openbaar te sporten, en alles zónder hoofddoek. Abu Dhabi brengt met het Nieuwe Louvre een ode aan de globalisering. Nergens veranderen de tijden zo snel als in de wereld van de islam. Alleen moet het ons nog worden verteld.
100 jaar geleden: onze grootouders
Ik prijs me gelukkig dat ik mijn grootouders heb gekend. Dat ik hun verhalen nog kon horen en met hen mocht wandelen. Dat ik mijn oma het avondbrood zag snijden nadat ze met het mes een groot kruis tekende op de onderkant ervan.
Mijn oma’s en opa’s waren van dezelfde generatie als Abraham Maslow. Hén had hij voor ogen toen hij zijn piramide schiep. Hij merkte dat zijn tijdgenoten volop bezig waren te ontsnappen aan hun meest basale behoeftes. Maslow zag hoe er werd gedroomd over zelfverwerkelijking.
Snel ging het nog niet. Bij hun geboorte mochten mijn oma’s en opa’s verwachten 31 jaar oud te worden. Dat was de gemiddelde levensverwachting aan het begin van de 20e eeuw. Een levensverwachting die in het Westen van toen, twintig jaar lager lag dan in het Afrika van nu. Rond 1900 stierf in Nederland nog één op de vijf kinderen voor het vijfde levensjaar. Cholera, tyfus, difterie, pokken, malaria en tuberculose: tot ver in de jaren ‘40 richtten ze bij ons nog slachtingen aan. Pas in 1970 werd Nederland malaria-vrij verklaard. Pokken –niet te verwarren met waterpokken- doodde in de vorige eeuw nog 300 miljoen mensen wereldwijd. In 1980 werd pokken uitgeroeid. Tbc komt voornamelijk nog voor onder migranten.
Toen mijn grootouders honderd jaar geleden volwassen werden, gingen ze allang niet meer naar school. Uitzonderlijk was dat niet. Rond 1918 genoot de gemiddelde Nederlander niet meer dan 4 jaar onderwijs. Nog een kwart moest rondkomen van minder dan, omgerekend, 1,25 euro per dag.
Wie daaraan ontsnapte was een verlate generatiegenoot van mijn grootouders: John D. Rockefeller. Omgerekend naar huidige valuta, was Rockefeller met 390 miljard dollar vier keer zo rijk als Bill Gates vandaag. Rockefeller bezat rond 1918 álles wat je als individu maar kon bezitten. Terwijl mijn opa nog geen fiets konden betalen, laat staan een badkamer of centrale verwarming, reed Rockefeller in Lincolns, woonde op een 1400 hectare groot landgoed en liet zich bedienen door honderden butlers, koks, keukenhulpen, kamermeisjes, tuinmannen en bewakers.
Rockefellers rijkdom gaf ook hem de kans zichzelf te overstijgen. In de tweede helft van zijn leven veranderde hij van een harde en geslepen ondernemer in een hartstochtelijk filantroop en begon een groot deel van zijn vermogen weg te geven aan kerken, scholen, ziekenhuizen en universiteiten.
Ongetwijfeld hadden mijn grootouders maar al te graag met Rockefeller willen ruilen. Hoe graag hadden ze willen ontsnappen aan de armoede, het slopende werk en de doorlopende dreiging van ziektes en epidemieën.
En wij, zouden wij dat ook willen? Stel dat wij anno 2018 de gelegenheid zouden krijgen om met onze families en gezinnen via een tijdmachine terug te keren naar 1918 om vervolgens een leven te leiden als John D. Rockefeller? Zouden we daarvoor kiezen? En stel dat we deze vraag opwerpen in een Afrikaanse sloppenwijk? Welke keuze zouden hun bewoners dan maken?
Ruilen met Rockefeller?
De vraag wie in 2018 zou willen leven als Rockefeller in 1918, heb ik niet zelf verzonnen. Hij komt van de Amerikaanse econoom D.J. Boudreaux. Maar ik stel hem vaak tijdens lezingen en presentaties. In eerste instantie steken veel toehoorders hun hand op. Dat is begrijpelijk. Wie zou niet willen rijden in Lincolns, slapen in hemelbedden, drinken van de beste wijnen ter wereld en ook nog eens gevierd willen worden als filantroop?
Vervolgens som ik op wat er in 1918 allemaal niet was. Er bestond nog geen televisie, laat staan internet. Er waren nog geen passagiersvliegtuigen en geen Airbnb. Er waren geen computers, geen popmuziek, geen buitenlandse gerechten en geen smartphones. De pil, antibiotica en onze moderne anesthesie moesten nog worden uitgevonden. Niet alleen de gewone man of vrouw had het allemaal niet, ook John D. Rockefeller beschikte er niet over. Mevrouw Rockefeller had zelfs nog geen kiesrecht. De levensverwachting begon in 1918 wél al op te lopen: een jongetje dat in dat jaar werd geboren, mocht verwachten 36 jaar oud te worden.
En dan vraag ik het nog maar eens: wie zou zijn leven anno 2018 in willen ruilen voor dat van de rijkste man in 1918? Dus vier keer zo rijk als Bill Gates vandaag, maar met 42 jaar minder aan levensverwachting? Mét een koets, butlers en een heerlijk landhuis aan zee, maar zónder YouTube en zónder verwarming in kerken, winkels en theaters? Zónder de mogelijkheid tot abortus of euthanasie, wél met een 800 keer hogere kans om als moeder te sterven op het kraambed? Het antwoord laat zich raden. Vrijwel geen hand gaat meer omhoog. En de conclusie is dan ook onmiskenbaar. De doorsnee Nederlanders is anno 2018 rijker dan de rijkste man ooit in 1918.
Zeker zo interessant is het om diezelfde vraag te stellen in een kroeg, midden in een Afrikaanse sloppenwijk. Ik legde hem onlangs voor aan een aantal vrienden in Malawi, zittend op lege bierkratten, met stomende reggae op de achtergrond en een voetbalwedstrijd tussen Ghana en Ivoorkust op tv. Terwijl in Nederland al na vijf minuten nadenken niemand meer terug wil keren naar 1918, blijven de meningen in de kroeg langer verdeeld. Rockefeller zou zeker niet getroffen worden door een hongersnood. Ook voor een Hiv-infectie hoefde hij niet te vrezen.
Maar anders dan in het Amerika van 1918, kennen ze in het straatarme Malawi van 2018 het vrouwenkiesrecht, de anticonceptiepil en een levensverwachting van 64 jaar. Stierf in het Amerika van Rockefeller nog één op de vijf kleine kinderen, in Malawi is dit nu een op de twintig. Mijn vrienden twijfelen. Rockefeller had geen voetbal op tv en zag geen Beyoncé op Facebook. Vol ongeloof schudden ze hun hoofd. ‘Had zelfs Rockefeller nog geen antibiotica tegen tuberculose?’ ‘Worden wij nu dubbel zo oud als Amerikanen toen?’
Allengs wordt ruilen met de rijkste man uit de geschiedenis ook in de krottenwijk minder aantrekkelijk. Een van mijn vrienden trekt ten slotte de ongelooflijke conclusie dat hij, een volstrekt doorsnee Afrikaan, er vandaag beter voorstaat dan de rijkste Amerikaan honderd jaar geleden.
Met mij gaat het goed. Hoe gaat het met ons?
‘Met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht.’ Het is een al jaren terugkerende conclusie van het Sociaal Cultureel Planbureau over ons nationale humeur. Niet minder dan 97 procent van de Nederlanders noemt zich tevreden met het leven dat ze leiden. Maar zo blij als we zijn met ons zelf, zo zwartgallig zijn we over de wereld voorbij Zundert en Zevenaar. Wereldwijd boekten we een onvoorstelbare vooruitgang, maar vragen we de Nederlander hoe de wereld er vandaag voorstaat, dan geeft hij een antwoord dat overloopt van somberheid. Klimaatverandering, terrorisme, Trump. Misdaad, oorlog, voedselbanken.
Afgelopen herfst openden de journaals wekenlang met de moord op de jonge Anne Faber. Dat deden ze nooit met het bericht dat het aantal moorden in Nederland in twintig jaar halveerde. Aanslagen in Parijs en London worden breed uitgemeten. Wie durft ons te vertellen dat in Nederland tussen 1990 en 2018 zegge en schrijve één mens – Theo van Gogh – stierf door terrorisme?
Ooit was het 8-uur journaal de rituele start van de vrije avond, vandaag mijden steeds meer mensen Rob Trip en Astrid Kersseboom. Ze kunnen de jobstijdingen niet meer aan. Dat valt de media zélf aan te rekenen: voor hen is goed nieuws geen nieuws. Niet de mand vol gezonde appels telt, dat doet alleen het rotte exemplaar. Nieuws gaat over de uitzondering, nooit over de regel.
World’s Best News legde onlangs de volgende vraag voor aan een representatieve groep Nederlanders: ‘hoeveel kinderen wereldwijd gaan tegenwoordig naar de basisschool?’ De meerderheid van alle Nederlanders dacht dat het rond de vijftig procent zou zijn. Het juiste antwoord is dat anno 2018 meer dan negentig procent van alle kinderen wereldwijd op school zit. Vrijwel niemand in Nederland blijkt op de hoogte van dit bemoedigende feit. Hoe hadden ze het ook kunnen weten? Wederom is er niemand die hen dat vertelt.
“De wereld staat in brand.” Waarom nemen journalisten nu nooit eens de moeite om die uitspraak na te rekenen? Zouden zij dat wel doen, dan hadden zij het volgende ontdekt. Op elke honderdduizend wereldburgers stierven in 1916 zo’n 330 mensen in oorlogsgeweld. In 1946 stierven twaalf op de honderdduizend mensen door oorlog. In 2016 was dat aandeel gedaald tot twéé. De kloof tussen werkelijkheid en de Nederlandse perceptie ervan lijkt alsmaar te groeien. Dat moet veranderen. Onze somberheid maakt ons moedeloos en passief.
Wie denkt dat de inspanningen die we met z’n allen leveren om Nederland, Europa en de grote wereld buiten Europa veiliger, welvarender en gezonder te maken niets hebben opgeleverd, wordt cynisch en gaat op zijn handen zitten. Wie daarentegen leest, hoort en ziet dat die inspanningen hebben bijdragen aan een wereld die er vandaag een heel stuk beter voorstaat, laat zich ook motiveren om in 2018 opnieuw in actie te komen. We kunnen, we moeten, nog zó veel bereiken.
Lang leve Europa
Wie kent dit citaat? “Op een dag zullen jij, Frankrijk, jij Italië, jij Engeland en jij Duitsland versmelten tot een hogere eenheid. Jullie onderscheidende kenmerken hoeven niet te verdwijnen, noch jullie roemrijke eigenheid. Jullie zullen een Europese broederschap vormen, precies zoals Normandië, Bretagne, Bourgondië, Lotharingen en de Elzas, al onze provincies, opgingen in Frankrijk.”
Toen hij dit in 1850 schreef, werd de Franse romancier Victor Hugo erom uitgelachen. Vervolgens moesten mijn grootouders nog twee verwoestende oorlogen overleven, voordat een Europese gemeenschap zichzelf mogelijk maakte. Ditmaal gebeurde dit niet door vrome voornemens of papieren vredesverdragen. De deelnemende landen deden dat door een fors deel van hun macht in te leveren.
Duurzame vrede, zo realiseerde men zich na Verdun en Auschwitz, is alleen mogelijk wanneer Europese natiestaten zoveel van hun zelfbestuur inleveren dat ze simpelweg geen kans meer hebben om elkaar af te slachten.
Hoe goed dat is gelukt, zien we vandaag in de Brexit. Het lukt Londen bijna niet om zich los te knopen van Europa. En dat is geweldig. Want hoe meer we met elkaar verweven zijn, hoe minder we elkaar naar de strot vliegen. Geen wonder dat we al zeventig jaar in vrede leven.
We zouden euforisch moeten zijn over de Europese Unie. Al was het maar omdat het rijkste, vredigste en meest vrije continent op aarde wordt geleid door een bijzonder slanke, goedkope en uiterst effectieve regering in Brussel. Ja, slank, want voor de Europese Unie werken 55 duizend ambtenaren – bij de Amerikaanse federale overheid in Washington werken er meer dan 4 miljoen. Goedkoop, want het hele budget van de Europese Unie is één procent van het Bruto Nationaal Product van de EU. Effectief, want voor dat schijntje rijden we vandaag grenzeloos van de Noordpool tot Gibraltar, kunnen we werken en wonen van Athene tot Dublin, is er een Europees Hof van Justitie, een Europese Bank en een Europees Parlement. Voor die ene luttele procent van ons BNP garandeert Europa de hoge kwaliteit van ons voedsel en onze geneesmiddelen, betalen we van Amsterdam tot Athene met dezelfde munt en reizen onze studenten met Erasmusbeurzen van Berlijn tot Tallin en Lissabon om te studeren.
Rijk Europa, geweldig continent van kroegen en koffiehuizen waar wordt gewerkt, gedroomd en vooral gepraat. Waar de kranten voor het lezen liggen en waar je in alle rust van gedachten kunt wisselen om nieuwe ideeën op te doen. Waar inkomensverschillen relatief klein zijn en wie niet meekomt wordt beschermd door uitkeringen, pensioenen en verplichte verzekeringen. Waar ‘coöpereren’ belangrijker is dan ‘concurreren’. Waar de naties versmolten en het Rijnlandse kapitalisme een menselijk gezicht heeft. Arm Europa, getroebleerd continent, waar anno 2018 nationalisten weer dwepen met ‘volksgemeenschappen’. Waarin Brussel steeds vaker wordt weggezet als vijand en de immigrant als bedreiging. Waarin de animo afneemt om met anderen samen te werken, voor zover we al niet alles weg willen werken wat anders is.
Wat ons bedreigt
Niet iedereen treedt de vooruitgang met blijdschap tegemoet. Een bonte stoet aan nationalisten, variërend van anti-globalisten en populisten tot openlijke nationaal-socialisten, keert zich inmiddels tégen een progressieve samenleving waarin alsmaar meer mensen de kans krijgen om op Maslows piramide omhoog te klimmen.
Allen worden zij gedreven door een verlangen om terug te keren naar een gouden verleden. Naar een tijd waarin wij nog onder elkaar waren, de grenzen dicht en de verhoudingen duidelijk. Want ‘wij’, de oorspronkelijke bewoners van een ooit zo gelukkige natie, worden bedreigd door ‘hen’, immigranten uit achterlijke, gesloten en gewelddadige landen. Wíj zijn van oorsprong goed en in bezit van een vrije wil. Zíj zijn dat niet, want aangestuurd door testosteron, een gevaarlijke godsdienst of een inferieur pakket aan genen. Wíj kunnen dan ook alleen overleven door ons tegen hen te keren, onze grenzen te sluiten en ons te verzetten tegen overkoepelende instellingen waar ook zíj van profiteren. Laten we dit na, dan worden wij op korte termijn homeopathisch verdund en zijn we gedoemd te verdwijnen.
Dat juist dit ‘gouden verleden’ de tijd was van onze voorouders, levend in perfide armoede, met stuitende ongelijkheid tussen mannen en vrouwen en een levensverwachting van maar amper 30 jaar wordt door de nationalisten niet beseft. De partijen van Wilders en Baudet zijn daarmee spiegelbeeldig aan die uit islamistische hoek. Zoals IS of Boko Haram werven met een bedreigde oorspronkelijke en zuivere islam, zo dwepen de PVV en het Forum voor Democratie met een oorspronkelijk en zuiver Nederland.
De nieuwe nationalisten vormen een groter gevaar dan IS, Al Qaida of Al Shabaab. Hoeveel ellende de moordzucht van jihadi’s ook aanricht, een wezenlijke bedreiging voor onze vrijheid en vooruitgang vormen ze niet. Dat is anders bij het nieuwe nationalisme dat zich presenteert als een opstand van normale burgers. Van brave vaders die tot het uiterste getergd overeind komen om de waarden van hun volk en land te verdedigen. Daarmee zijn zij een gevaar voor de opvang van vluchtelingen uit oorlogslanden, voor het verder terugdringen van armoede, kindersterfte of epidemische ziekten door ontwikkelingssamenwerking en voor de handhaving van vrede in Europa. Nationalisme bedreigt de doorstroming van mensen op de piramide van Maslow wereldwijd.
We komen er niet langer door de aanhang van de nationalisten te verontschuldigen als deplorables of gemankeerde slachtoffers van achterstelling door een elite. Wie er willens en wetens voor kiest om vluchtelingen af te wijzen, armen aan hun lot over te laten of de lange Europese vrede op het spel te zetten, maakt een duidelijke ideologische en politieke keuze. Hij of zij moet dan ook politiek en ideologisch worden bestreden. We moeten leren de nationalisten en hun kiezers te zien als onze politieke vijanden.
Wat we moeten doen. En wat niet.
Vooralsnog ligt het voor de hand dat de vooruitgang van de afgelopen eeuw zich ook in 2018 zal voortzetten. Dat kindersterfte, oorlog en armoede in Azië en Afrika verder af zullen nemen, dat de Europese Unie zich verder verdiept en dat we in Nederland opnieuw rijker, veiliger en gezonder worden. Toch is er geen enkele garantie dat dit ook gebeurt. Wanneer Donald Trump morgen is uitgetwitterd en voor de verandering zijn nuclear codes eens uitprobeert, is het allemaal voorbij.
Wanneer iemand mij een optimist noemt, dan beaam ik dat. Maar ik ben alléén optimistisch over het verleden. De toekomst ligt volledig open. De werkelijkheid kent geen ingebouwde software die automatisch leidt tot geluk en voorspoed voor allen. De wereld kent ook geen ingebouwde rem die voorkomt dat we elkaar met kernwapens op zullen blazen. Maar ook al kunnen we niets zeggen over de toekomst, toch heeft een optimistische houding zin. Alleen met hoop en optimisme zijn we in staat om de wereld beter te maken.
We weten best wát we moeten doen om van 2018 een goed jaar te maken. Dat is de praktische, ideologische én politieke inzet voor mensen die het heel wat minder getroffen hebben. Voor de bijna 800 miljoen mensen in honger en extreme armoede in ontwikkelingslanden. Voor vluchtelingen die berooid en getraumatiseerd bij ons aankloppen. Voor buurtgenoten waarvan de kinderen uit geldgebrek niet op vakantie kunnen. Voor vrienden en kennissen die getroffen zijn door ziekte, echtscheiding en een aangekondigde dood.
Ook weten we wat we níet moeten doen. Dat is terugtrekken op vertrouwd terrein. Op het eigen volk, de eigen regio, de eigen etnische of seksuele minderheid, de eigen lokale voedselcultuur of, simpelweg, het tevreden ik dat in zijn rust niet gestoord wenst te worden. Het niet toegeven aan deze hang naar binnen, is al een enorme opgave. Het is zó gemakkelijk om de ramen te sluiten.
Wat evenmin helpt, is de gedachte dat onze inzet niets oplevert. Wie ervan overtuigd is dat zijn pogingen om op te komen voor zijn medemensen verspilde moeite is, doet niets en laat de wereld de wereld. ‘Leven is een doorgaand proces’, schreef Abraham Maslow. ‘Een proces waarin gekozen wordt tussen veiligheid en risico. Iemand kan ervoor kiezen om terug te keren naar de veiligheid, maar hij kan er ook voor kiezen voor een overwinning op de angst. We moeten tien keer per dag de keuze maken om te groeien. En we moeten tien keer per dag onze angsten overwinnen.’
Wat we daarvoor nodig hebben, is openheid en aanmoediging. Openheid als alternatief voor de populistische hang naar het eigene. Aanmoediging om overeind te komen. Optimisme over wat we in al die eeuwen hebben bereikt, kan ons daarbij helpen. Al doen we het maar voor onze kinderen en kleinkinderen. Zij hebben nog zeventig of tachtig jaar voor de boeg. Waarom zouden we hen doorlopend confronteren met ons even ontmoedigende als onterechte wereldbeeld? Kinderen verdienen onze hoop, ons enthousiasme en ons optimisme, niet onze ondergangsfantasieën. Optimisme is onze morele plicht.
… [Trackback]
[…] Read More Infos here: thecuriouscosmopolitan.com/volzin/ […]