Eerst een disclaimer. Er is een aan Mark Twain toegeschreven citaat over de verhouding tussen vaders en zonen. ‘Toen ik 14-jaar was, was mijn vader zo dom en onwetend dat ik er bijna niet tegen kon om de oude man om mee heen te hebben. Maar toen ik 21 werd, stond ik verbaasd over hoeveel hij in die 7 jaar had geleerd.’ [De DikkeBlauwe, 22 februari 2018]
Zo was Ruud Lubbers in de jaren ’80 mijn grote politieke vijand. Hij was premier en 45, ik was student en 23. Lubbers stond voor alles waar ik tegen was: kruisraketten, bezuinigen op de minima, verhuld taalgebruik. Maar nu is het een schok dat de oude premier er niet meer is.
Persoonlijk leerde ik Lubbers pas kennen in 2009, lang na zijn premierschap en zijn debacle bij vluchtelingenorganisatie UNHCR. Het is denkbaar dat ik naar rechts was opgemarcheerd (zie de disclaimer) maar zonder meer was de harde ‘macher’ van weleer stevig linksaf geslagen. Nu kwam hij op voor vluchtelingen wereldwijd, voor de rechten van migranten in Nederland en streed hij via zijn ‘Earth Charter’ voor een ‘rechtvaardige, duurzame en vreedzame wereld.’
Het was een goede reden om hem een avond uit te nodigen voor een Wereldpodium in Tilburg. En het werd een gedenkwaardige avond. Dat werd het niet alleen om wat hij zei. (‘Laat asielzoekers snel Nederlands leren en meedoen, dan ziet Nederland dat ze de moeite waard zijn voor onze samenleving.’ En, daaropvolgend: ‘het CDA is een partij van bestuurders en nog lang niet aan dergelijke standpunten toe.’)
Het was vooral bijzonder om wat hij dééd. Zo arriveerde Lubbers in een elektrische auto en liep vervolgens te zeulen met zware aansluitkabels om het vehikel op te laden.
Bij eerdere wereldpodia stond ik vaak met een van de gasten bij de deur van de Schouwburg om de bezoekers persoonlijk te verwelkomen. Zou Lubbers ook bereid zijn om dat te doen? Ja hoor, dat was hij. Vriendelijk schudde hij honderden handen. Op het podium was van Lubberiaans taalgebruik geen sprake meer. De oud-premier sprak glashelder en nam standpunten in die ook bij GroenLinks of D66 niet hadden misstaan. Op mijn vraag wat hem van manager tot idealist had gemaakt, antwoordde hij dat het idealisme er altijd al in had gezeten maar dat hij pas na zijn premierschap de kans kreeg om het ook te etaleren. Ik vond het moeilijk om dat te geloven, maar wel fijn om te horen.
Van mijn politieke vijand was weinig meer over. Lubbers bleek een medestander. Kenner van globalisering, open voor debat, strijder voor rechten van vluchtelingen, promotor van goed onderwijs.
Niet veel later zou hij een voorwoord schrijven voor mijn boekje ‘Cosmopolitans’, met daarin de grappige aanbeveling ‘Revealing! This book is extremely worthwhile. I know that, because I have read it’. (Belangrijk! Dit boek is zeer de moeite waard. Ik weet dat, omdat ik het heb gelezen’)
Ook nam hij zitting in het Comité van Aanbeveling van de Peerke Donderslezing (Hoe nemen we verantwoording voor mensen in dramatische omstandigheden?).
Via zijn 06 bleek Ruud Lubbers gemakkelijk te bellen. En terwijl de man in zijn lange leven toch tienduizenden namen en gezichten voorbij zag komen, gaf hij me nooit de indruk dat hij in zijn herinnering moest tasten om te weten wie die Ralf uit Tilburg ook al weer was. Ik moet bekennen dat ik bewondering voor hem opvatte. Niet zozeer om wát hij in zijn latere jaren vond, wél om het feit dat hij zo radicaal van standpunt durfde te veranderen.