De seksaffaire raakt Oxfam zo sterk door het zwakke imago van de ontwikkelingssector. Wellicht is Haïti een omslagpunt, hoopt Ralf Bodelier. [NRC-Handelsblad, 24 februari 2018]
Het Haïti-schandaal bij Oxfam raakt ontwikkelingsorganisaties vol in het gezicht. Want het draait allang niet meer om het toenmalige Oxfam-team op het Caraïbische eiland of om het Britse Oxfam International. De hele ontwikkelingssector ligt onder vuur. In één moeite door worden de seksfeesten verbonden met dikke SUV’s, torenhoge salarissen en luxe villa’s van de hulpverleners. Dat die beelden maar amper kloppen, doet er nauwelijks nog toe. Inmiddels zitten ze diep verankerd in ons denken over ontwikkelingshulp.
Door dit negatieve imago zijn ontwikkelingsorganisaties uiterst kwetsbaar. En die kwetsbaarheid hebben ze voor een deel aan zichzelf te danken. Want hoewel de meeste mensen in rijke landen mensen willen helpen in arme landen, weten maar weinigen wat een organisatie als Oxfam precies doet. Laat staan wat ze allemaal bereikt.
Patsers
Zélf melden ontwikkelingsorganisaties hun successen maar amper. En dat doen ze al helemaal niet met forse campagnes op radio en tv. Met campagnes zoals ze die wel organiseren bij een aardbeving of hongersnood. Het Britse Oxfam International (niet te verwarren met het Nederlandse Oxfam-Novib) communiceert haar resultaten zelfs niet direct op haar website. Op Oxfam.org staat vooral informatie over de ellende die moet worden aangepakt, hoe Oxfam dat denkt te doen en hoe wij kunnen doneren.
Of er ook maar één vluchteling uit Birma of hongerlijder uit Congo wordt geholpen, komen we niet te weten. De achterbannen zouden bij te mooie resultaten wel eens kunnen denken dat hun steun niet meer nodig is. Het gevolg van deze gecalculeerde terughoudendheid is rampzalig. Na de verhalen uit Haïti trekt de gemiddelde nieuwsconsument al snel de conclusie dat er niets wordt bereikt omdat veel hulpverleners niet meer zijn dan een stelletje patsers die het er in rampgebieden goed van nemen.
22 miljoen mensen
En dat terwijl Oxfam zoveel resultaten te melden heeft. Maar om daar achter te komen moet je op Oxfam.org op zoek naar de ‘Annual Reports’. En die staan keurig weggestopt in de widget onderaan de site. Wanneer je ze eenmaal hebt gevonden, dan lees je dat de organisatie werkt in maar liefst 90 landen en dat doet met 11 duizend vaste medewerkers en 50 duizend vrijwilligers. Met die 60 duizend mensen voert ze projecten uit met meer dan 3500 partnerorganisaties, waaronder ziekenhuizen, vluchtelingenorganisaties en onderwijsinstellingen.
Van hun inspanningen hebben jáárlijks 22 miljoen mensen direct voordeel: miljoenen oorlogsvluchtelingen in Syrië en Yemen, overlevenden van aardbevingen in Nepal en boerenvrouwen in Niger. In vluchtelingenkampen legt Oxfam water aan, na natuurrampen bouwt het provisorische woningen en voor boeren regelt het landrechten. En dit is nog maar een fractie van wat de organisatie jaarlijks voor elkaar krijgt.
84% alle Afrikaanse kinderen op school
Oxfam zou haar successen nog veel sterker kunnen claimen, want mede dank zij haar inzet is er een adembenemende vooruitgang op tal van grote dossiers. Alleen al in Sub-Sahara Afrika, zo melden onderzoekers van de Wereldbank, daalde de afgelopen 25 jaar de kindersterfte met 60 procent, waardoor ook het aantal kinderen per moeder begint te dalen. Want ouders die hun kinderen zien overleven, nemen niet méér maar mínder kinderen. In datzelfde Afrika zit nu 84 procent van alle kinderen op de lagere school. En ondanks de snelle bevolkingsgroei in Afrika, daalde de extreme armoede van 62 naar 41 procent.
Wereldwijd volgen dagelijks 54.000 kinderen méér onderwijs, krijgen dagelijks 205.500 mensen voor de eerste keer stroom en 285.000 mensen voor het eerst schoon water. Vanzelfsprekend zijn deze resultaten niet alleen de ontwikkelingssector toe te rekenen, laat staan een enkele organisatie als Oxfam. Maar met al die andere duizenden ngo’s levert Oxfam wel een enorme bijdrage aan deze wereldwijde humanitaire vooruitgang.
Huisartsen
En nu brengt een abjecte affaire op een afgelegen eiland niet alleen het Britse Oxfam maar de hele ontwikkelingssector in grote problemen. Zou bijvoorbeeld de Nederlandse huisartsensector, met ongeveer net zoveel artsen als Oxfam vaste werknemers heeft, bij een vergelijkbare zaak ook zo onder vuur zou komen te liggen? Hoe zouden wij een foute arts beoordelen die tijdens een congres op zijn hotelkamer een seksfeestje organiseerde met minderjarigen? Waarschijnlijk als een uitzondering op de regel en zeker niet als een representant van zijn beroepsgroep. Want wij kénnen immers onze huisartsen, we zien met eigen ogen wat ze voor elkaar krijgen en beseffen dat we het overgrote deel kunnen vertrouwen. Bij hulporganisaties zien wij dat allemaal niet.
Wake up call
Terecht wees Koert Lindijer er in deze krant al op dat je een beetje gek moet zijn om als hulpverlener naar een rampenland af te reizen. En dat juist onder dramatische omstandigheden de behoefte aan ‘een warm lichaam en een koud glas bier zo nijpend blijkt’. Dit neemt natuurlijk niet weg dat dit soort excessen niet voor mogen komen bij organisaties die met geen ander doel zijn opgericht dan goed te doen.
Oxfam kan dan ook niet anders dan door het stof te gaan en beterschap beloven. Hopelijk is dit echter ook een wake up call voor de hele ontwikkelingssector. Zolang zij uit angst om donateurs te verliezen ons niet luid en duidelijk informeren over de vooruitgang waar zij zo sterk aan bijdragen, zo lang blijven zij kwetsbaar voor imagoverlies na incidenten zoals op Haïti.