Teveel Westerlingen voelen zich eenzaam en zonder betekenis. Wellicht is onze moderne samenleving te groot geworden. Op zoek naar de overzichtelijke gemeenschap. [Volzin, juni 2019]
Op Pinkpop, precies veertig jaar geleden, speelde The Police hun hit So Lonely. ‘Niemand’, zong Sting, ‘klopt op mijn deur, en zo gaat dat al duizend jaar. Ik heb alles onder controle en toch geen plaats om naartoe te gaan. Welkom bij deze one man show, neem gerust een stoel, ze zijn toch nooit bezet. I feel so alone, I feel low.’
Ik was achttien en brulde het nummer met 40 duizend anderen mee. Wíj waren op dat moment allesbehalve eenzaam en alleen. Maar dat was Pinkpop en bovendien was het 1979. Vraag je vandaag aan vrienden en kennissen hoe kwesties als somberte en eenzaamheid ervoor staan, dan hoor je ongetwijfeld dat we er dramatisch aan toe zijn. Drie keer zoveel mensen doden zichzelf, dan er omkomen in het verkeer. Juist in deze tijd van social media, lijkt eenzaamheid een groter probleem dan ooit tevoren. We leggen tal van contacten via Whatsapp en Facebook, terwijl we in levende lijve niemand meer tegenkomen.
Bij omroep Human werd dit verhaal onlangs verteld door de Vlaamse psychiater Dirk De Wachter. ‘Op de een of andere manier lijken die schermen af te schermen’, zegt De Wachter. ‘Alsof we erachter blijven zitten en wel berichten sturen, maar elkaar niet meer opzoeken. Blijkbaar zijn er mensen die hele dagen achter hun laptop of smartphone zitten te tokkelen, zonder dat ze de medemens in het echt opzoeken.’
Tot zover de beeldvorming. Gelukkig zijn er data. En die vertellen een genuanceerder verhaal. Zo blijkt uit onderzoek dat in Nederland een probleem als eenzaamheid maar amper is toegenomen. Sinds wetenschappers eenzaamheid in 1965 begonnen te meten, hangen de percentages steevast tussen de vijf en tien procent van de bevolking. Volgens het CBS leeft op dit moment zo’n 7 procent van alle volwassenen in eenzaamheid. Bijna 30 procent van alle Nederlanders voelt zich bij tijd en wijle eenzaam. Veertig jaar geleden waren deze cijfers maar amper anders.
Iets dergelijks geldt overigens ook voor zelfdoding, waarbij de link met eenzaamheid al snel wordt gelegd. In Nederland maken nu zo’n 1900 mensen per jaar een einde aan hun leven. Dat is een vreselijk hoog getal, toch is ook het aandeel Nederlanders dat dit doet sinds 1979 maar licht gestegen. Toen doodden 10,4 op de 100.000 Nederlanders zichzelf, in 2017 waren het er 11,2 op de 100.000.
Het is goed om deze cijfers te kennen. Ondanks het vermaledijde individualisme, materialisme, consumentisme en gebruik van social media worden we er dus niet eenzamer op, en zoeken we ook niet vaker de dood. Onze samenleving is een stuk stabieler dan we doorgaans denken.
Toch is er wel degelijk reden om ons zorgen te maken. En die zorg zit hem in het feit dat we zowel eenzaamheid als zelfdoding in de afgelopen veertig jaar ook niet wisten terug te dringen.
Dat is opmerkelijk. Terwijl het ons, om maar enkele zijpaden te noemen, wél lukte om de luchtverontreiniging sterk te laten afnemen of het gat in de ozonlaag weer te dichten; en terwijl onze inspanningen er wél toe leidden dat de wereldwijde armoede fors daalde en het aantal kernwapens nu tachtig procent lager is, kregen we het dus niet voor elkaar om deze ogenschijnlijk simpeler uitdagingen op te lossen.
Op YouTube is het een veelbekeken gesprek: Sebastian Junger, een oorlogsverslaggever en documentairemaker, legt interviewer Joe Rogan uit waarom veteranen die vochten in oorlogslanden als Afghanistan zich zo eenzaam voelen, zoveel drinken en psychologische hulp nodig hebben. Dat doen ze niet, zoals je zou denken, omdat ze zulke verschrikkelijke ervaringen moeten verwerken. Volgens Junger zijn ze juist vertwijfeld omdat ze de oorlog in Afghanistan zo missen.
Gedurende vuurgevechten, tijdens de verzengende hitte van de zomer en in de ijsstormen in de winter, ervoeren veel soldaten voor het eerst wat vriendschap en verantwoordelijkheid betekent. Nooit eerder wisten ze zich zo ingebed in een echte gemeenschap: die van hun gevechtseenheid. Een kleine gemeenschap waarin iedereen zorg droeg voor de ander. Een groep, zo beperkt en kwetsbaar, dat iedereen ertoe deed en niemand kon worden gemist.
Eenmaal terug in de veilige en comfortabele suburbs van de Verenigde Staten, hoefde de ex-soldaten voor niemand meer te zorgen. Ze waren voor niemand meer verantwoordelijk. Zíj hadden niemand meer nodig en niemand bleek hén nog nodig te hebben. Vervolgens arriveerde de eenzaamheid, begon het drinken en het blowen, gevolgd door de gang naar de psycholoog en psychiater.
Voor Junger was die ontdekking zo onthutsend, dat hij zich begon te verdiepen in de diepere mechanismen die schuilgaan onder somberte en eenzaamheid. Een gevoel dat dus niet alleen oorlogsveteranen ervaren, maar ook bijna één op de twaalf Nederlanders. Het gevoel dat je er niet toe doet, dat er geen reden is om te leven, dat het leven bestaat uit een opeenvolging van momenten, maar zonder diepere betekenis. Een bestaan dat je zo comfortabel mogelijk hoopt uit te zitten maar dat er evengoed niet had kunnen zijn.
Jungers zoektocht bracht hem tot meer verbijsterende ontdekkingen. Zo bleek in 2001, na de aanslagen in New York, het aantal consulten bij psychologen en psychiaters fors te dalen. Terwijl je zou verwachten dat het terrorisme juist een run op de geestelijke gezondheidszorg zou veroorzaken. Het omgekeerde bleek dus waar. De verwoestende aanval van Al Qaida verschafte, aldus Junger, de New Yorkers een gevoel van verbondenheid zoals ze die eerder maar zelden hadden ervaren. En na 9/11 meldden Vietnamveteranen met een ‘posttraumatisch stresssyndroom’ zich plots een heel stuk beter te voelen.
Iets vergelijkbaars speelde zich ook af in de jaren ’40, tijdens de bombardementen van de Duitse Luftwaffe op Londen. Meer dan 30 duizend mensen kwamen om. Honderdduizenden vaders, moeders en kinderen scholen ’s nachts in schuilkelders. En terwijl je na afloop van de oorlog zou verwachten dat de Britten met afschuw terugkeken op de de bombardementen, bleken zij die tijd juist hevig te missen. Nú was iedereen weer met zijn eigen leven bezig, maar toén was er plots samenhang en solidariteit. Mensen hadden elkaar nodig, kwamen voor elkaar op, zorgden voor elkaars kinderen en deelden hun maaltijden.
Nieuw is het niet wat Junger vertelt. In zijn grote boek Suicide uit 1897 beschreef de socioloog Emile Durkheim al dat in oorlogs- en crisistijd minder mensen zelfmoord pleegden terwijl je het tegenovergestelde zou verwachten. Juist tijdens de Industriële Revolutie, toen de welvaart sterk opkwam, steeg ook het aantal zelfmoorden. Pas toen de groeiende welvaart doorkruist werd met oorlog en crisis, bijvoorbeeld tijdens de staatsgreep van Napoleon III in 1851, of in de oorlog tussen Oostenrijk en Italië in 1866, daalden de zelfmoordcijfers. Plots werden burgers weer op zichzelf teruggeworpen en konden ze weer iets voor anderen betekenen.
Eenzaam is niet zozeer degene bij wie niet op de deur wordt geklopt, zoals Sting in ’79 zong. Eenzaam is wie beseft dat er niet wordt geklopt omdat niemand je nodig heeft. Bij eenzaamheid kun je weliswaar omringd zijn door honderden mensen, maar voel je dat je voor hen van weinig of geen betekenis bent. Dat eenzaamheid zo’n aanhoudend verschijnsel is, hangt op een of andere wijze samenhangen met het ontbreken van verantwoordelijkheid voor anderen. In moderne samenlevingen zijn onze levens vaak niet meer noodzakelijk voor de levens van anderen.
Het interview met Sebastian Junger door Joe Rogan duurt meer dan twee uur en is ruim 1,4 miljoen keer bekeken. Want Junger heeft niet alleen een analyse, hij denkt ook in oplossingen. Junger stelt voor dat we op een of andere manier terug moeten keren naar een stamverband van rond de 150 mensen. Zo’n stam, zegt Junger, is de oudste en meest stabiele vorm van samenleven. Je leeft in zo’n gemeenschap, je deelt met die gemeenschap wat je hebt en je bent bereid om voor die gemeenschap te sterven. In een tribe doe je ertoe. Niet bij toeval is de omvang van 150 stamleden ook de omvang van een legercompagnie. En net als in een legercompagnie overheerst in een stam het algemeen belang en verdwijnen je eigen problemen naar de achtergrond. Leven in een stam, zou wel eens een antwoord kunnen zijn op leven in eenzaamheid.
De grote vraag is natuurlijk hoe wij, in onze moderne, grote samenleving weer iets van een stamgevoel kunnen opwekken en dan liefst zonder een bombardement door de Luftwaffe of een aanslag van Al Qaida.
Een eerste stap kunnen we zetten door in onze omgeving weer kleinschaligheid en verantwoordelijkheid te organiseren. Een bescheiden start is het opzetten van een jaarlijks straat- of buurtfeest waarin juist de stille buurvrouw of het oudere kinderloze echtpaar relevante taken krijgt toebedeeld. Grotere stappen kunnen worden gezet door scholen, bibliotheken en buurthuizen wanneer deze verantwoordelijk werk uitbesteden aan vrijwilligers bij wie je eenzaamheid zou kunnen vermoeden.
Interessant zijn recente projecten in verzorgingstehuizen waar studenten zonder huur te betalen kamers betrekken en zich als tegenprestatie om hun bejaarde buren bekommeren. Onderwijskoepels doen er goed aan om megascholen op te splitsen in onderwijseenheden met de omvang van Jungers ‘stam’ en leerlingen meer verantwoordelijkheid te geven in het beheer van de school. Gemeenten en woningbouwverenigingen kunnen veel beter nadenken over het inschakelen van bewoners in de zorg voor de buurt. Zoals we luchtverontreiniging en kernwapens terug hebben gedrongen, zo kan dat ook met eenzaamheid. Ook zonder te dramatiseren kan het thema een stuk hoger op de maatschappelijke agenda.